Hoe Dr. Denker aan het geld voor honderden rolstoelen kwam
Openbaarheidsdag
Zoals een koopman aan het einde van het boekjaar zijn boeken afsluit, zo doe ik u rekening en verantwoording van deze actie, waarvan elke opgebrachte cent het doel ten goede kwam.
Aldus Dr. Denker op 9 februari 1952 in een terugblik op één jaar ‘’zilverpapier-actie”. De maker van de puzzelrubriek in het Nieuwsblad van het Noorden zamelde namelijk zilverpapier en aanverwant recyclebaar materiaal in, en verkocht dat voor goede doelen aan opkopers. Daarbij had hij een groot vertrouwen in zijn collega die de boekhouding bijhield, zo bleek twee jaar later, toen hij schreef dat de administratie “met pijnlijke nauwkeurigheid en grote ijver” werd gevoerd.
Hoe accuraat dat gebeurde, is na te gaan, nu een kasboek van deze zilverpapier-actie openbaar is geworden. Op het oog betreft het maar een onbeduidend schriftje, dat de inkomsten van februari 1952 tot april 1955 en de uitgaven van april 1951 tot dezelfde einddatum bevat. Maar wie nagaat hoeveel inspanningen er voor de genoteerde ontvangsten nodig waren, kijkt al snel door het onaanzienlijke heen, om zich te realiseren dat dit schriftje een monument is voor alle inzamelaars van toen.
Langere traditie
Het schriftje bestrijkt maar een korte periode, terwijl Dr. Denker al veel langer liefdadige inzamelingsacties hield. Wat betreft zilverpapier maakte zijn actie ook deel uit van een langere traditie. Destijds bestond zilverpapier nog uit zeer dun gewalst tin, dat als verpakkingsmateriaal gebruikt werd voor o.a. snoep, chocolade, sigaretten en rolfilmpjes en waarvan men het tin kon recyclen. Vanaf eind 19e eeuw zamelde een Vrouwenbond te Groningen het daarom al in, waarbij de goede doelen respectievelijk een kinderziekenhuis, kinderbewaarplaatsen en vakantiekolonies voor bleekneusjes waren. In de jaren 30 kwam daar de opname van tuberculosepatiënten in sanatoria bij. Confessionele organisaties zamelden bovendien in voor zending en missie.
Vanaf juni 1940 is er sprake van de inzameling van zilverpapier door Dr. Denker, met opnieuw de tbc-bestrijding als voornaamste doel. Dit nam echter nog geen hoge vlucht, want in de berichtgeving lag de nadruk nog op gebruikte postzegels als inzamelingsmateriaal. Maar met de bepaling van een nieuw doel in 1951, namelijk de aanschaf van geleidehonden voor blinden, kwam de inzameling van zilverpapier in een stroomversnelling. Er ontstond een ware ‘zilverkoorts’, door het Nieuwsblad nog eens aangewakkerd met een etalage, waarin een thermometer de opbrengst aangaf. Binnen drie maanden was er geld voor drie geleidehonden, waarna Dr. Denker als nieuw doel koos een “toverlantaarn” met filmstroken, bestemd voor de kinderen in sanatorium Beatrixoord te Appelscha. Deze diaprojector was er al binnen een maand. De uitgaven aan het fonds voor blindengeleidehonden en de fotozaak Capi (resp. 1350 en 285 gulden) vormen de eerste bestedingen in het onbeduidende schriftje.
Dr. Denker liet vervolgens de lezers bepalen wat het nieuwe doel zou zijn. Zij kozen in oktober 1951 voor invalidewagens. Weldra bleek de opbrengst meer dan 100 gulden per week. De nieuwe bestemming sprak dermate aan, dat ze decennialang het doel zou blijven, met één enkele uitzondering: het Nederlands Rampenfonds dat dadelijk na de Watersnoodramp, in februari 1953, ruim 1800 gulden op zijn girorekening gestort kreeg.
Scheermesjes
Overigens zamelde Dr. Denker niet alleen zilverpapier in, maar ook theelood, capsules van pap- en melkflessen, lege tubes, scheermesjes, kroonkurken, oud blik, zink en koper en zelfs nog steeds gebruikte postzegels. Bij het sorteren leverden vooral de scheermesjes nogal eens problemen op. Een en andermaal drong Dr. Denker er dan ook bij de inzamelaars op aan, de verschillende materialen apart in te zenden en om de scheermesjes dan het liefst in lucifersdoosjes te doen. Naast de materialen kwamen er bovendien nog losse giften in geld binnen.
Dr. Denker betaalde geen belasting over de ontvangsten en maakte slechts af en toe de balans op, en dat nooit op 1 januari, zodat je zelf de boekjaren reconstrueren moet, om deze onderling te kunnen vergelijken. In het onderstaande tabelletje is dat gebeurd voor de inkomsten, waarbij tevens het percentage berekend is dat afkomstig was van het zilverpapier:
Jaar | Totaal ontvangst | Aandeel zilverpapier | Percentage |
1952 | ƒ 5.962,33 | ƒ 4.270,94 | 72 % |
1953 | ƒ 5.631,61 | ƒ 3.712,83 | 66 % |
1954 | ƒ 15.953,67 | ƒ 6.476,26 | 41 % |
In 1954 kwam er dus beduidend meer binnen, terwijl het relatieve aandeel van het zilverpapier, in voorgaande jaren goed voor minstens twee derde van de inkomsten, op het eerste gezicht behoorlijk terugviel. Zo meteen gaan we nog in op de oorzaak van dit fenomeen, dat neerkomt op gezichtsbedrog. Dat er behoorlijk wat zilverpapier ingezameld werd, laat de kiloprijs zien, die op 7 mei 1952 nog 50 cent bedroeg. Afgaande op die prijs werd er dat jaar dus ruim 2135 kilo van het dunne spul ingezameld. Maar de kiloprijs was ook wel eens (flink) lager, zodat de totaalopbrengst dan voor nog veel meer kilo’s stond. Bij onveranderde prijs moet het in 1954 zelfs minstens 3238 kilo geweest zijn (en dat is een conservatieve schatting, zoals nog blijken zal).
Voor de inzameling waren in de eerste plaats scholen verantwoordelijk, waarbij individuele meesters en juffen de aanjagers waren. Verder gaat het onder andere om (bedrijfs-)verenigingen, cursistenclubs, ondernemers, taxi- en buschauffeurs, petroleumventers, zeevarenden, gemeenteambtenaren, gevangenen en daklozen, terwijl ook individuele Groningers hier, elders in het land en in den vreemde (tot Australië en Nieuw-Zeeland aan toe) hun zorgvuldig gladgestreken zilverpapier opstuurden.
Rolstoelen Volgens het schriftje werden uit de opbrengsten bij de firma Schreuder in Groningen de volgende aantallen rolstoelen gekocht:
Jaar | Aantal rolstoelen |
1952 | 7 |
1953 | 3 |
1954 | 39 |
De rolstoelen kostten gemiddeld zo’n 450 gulden per stuk, met een bandbreedte tussen de 315 en 622 gulden, die samenhing met het geleverde maatwerk: de ene gehandicapte kreeg een eenvoudige wandelwagen, terwijl de andere een heel wat geavanceerder geconstrueerd voertuig kreeg. Het inzakkende aantal van 1953 is te verklaren doordat er een flink bedrag naar het Nationale Rampenfonds ging en een deel van de uitgaven uitgesteld werd. Maar dat verklaart lang niet de enorme toename in 1954. Wat was daarvan de oorzaak?
Wel, als we naar de inkomsten over dat jaar kijken zien we zeker 27 posten, waarbij een plaats- of een wijk- of een straatnaam gecombineerd wordt met het woordje “actie”, zonder meer. Puur afgaande op de boekhouding zouden dit dus ook collectes kunnen zijn. Dat dit niet het geval is, blijkt uit de begeleidende nieuwsberichten in het Nieuwsblad van het Noorden. Het gaat wel degelijk om inzamelingen van zilverpapier, dat waarschijnlijk zonder tussenstop in de opslag van het Nieuwsblad naar de opkoper ging. Vaak gaat het om bedragen van honderden guldens opbrengst. Al met al brachten de lokale acties dat jaar minstens ƒ 4333,- op, en tel je dit bedrag op bij de opbrengst van het zilverpapier dat de normale weg naar de opkoper ging, dan is de som ƒ 10.809, wat ongeveer 68 % is van de totaal inkomsten, welk percentage vrijwel overeenkomt met het twee derde aandeel zilverpapier in de inkomsten van 1952 en 1953.
Deze lokale acties impliceerden intussen wel een afwijking van de systematiek in de uitgifte van rolstoelen, zoals Dr. Denker die tot dan toe volgde. Voor 1954 overlegde hij met de Noord-Nederlandse Invalidenbond wie de rolstoelen zou krijgen. De invalidenbond stelde een urgentielijst op, die hij volgde. De inzamelaars van het zilverpapier wisten dus niet op voorhand naar wie de rolstoelen zouden gaan. Bij de lokale acties echter, ging dat heel anders. Deze richtten zich op invaliden die in dorp, wijk of straat bekend waren van gezicht, naam en kwaal (vaak polio). Juist doordat het doel zo heel concreet en nabij was, kregen deze acties een enorme weerklank. Dorpen, buurten en straten wilden bovendien niet voor elkaar onderdoen. En dat is dan ook de achterliggende oorzaak van de enorme groei aan inkomsten voor de zilverpapier-actie van Dr. Denker in 1954.
Strijkstok
Tegenwoordig heerst er nogal eens ergernis over de hoge overhead bij charitatieve fondsen, en dan vooral de hoge salarissen van directeuren en fondswervers. Ging alles wat er bij Dr. Denker binnenkwam naar het goede doel, of bleef ook hier iets aan de strijkstok hangen? Nee, daar lijkt het niet op. Weliswaar zien we bij de uitgaven in het schriftje, naast zakken en vervoerskosten, wel eens sigaren en sigaretten staan. Waarschijnlijk waren deze bedoeld om uit te delen aan de vrijwilligers die meehielpen in het Nieuwsblad-magazijn, maar hierbij ging het om minimale douceurs. Wat in het schriftje ontbreekt zijn de 20.000 speldjes, die van eind 1951 tot 1953 uitgedeeld werden op scholen waar kinderen aan de inzameling meededen. Deze speldjes toonden Panda, een stripfiguurtje in het Nieuwsblad - waarschijnlijk had de krant deze voor eigen rekening gekocht. Overigens bleek de hoeveelheid bij lange na niet toereikend, en moesten de zo billijk mogelijk distribuerende meesters en juffen veel kinderen teleurstellen, wat wel een indicatie geeft van het totale aantal kinderen dat zich voor de inzameling van zilverpapier heeft ingezet.
Voor zover we het kunnen overzien, was er dus nauwelijks overhead. Ook oogt de boekhouding betrouwbaar, mede getuige de berichten waarin Dr. Denker in de krant verslag deed van de stand van de kas en de uitgaven. Maar we zijn geen accountants, en hebben het niet echt grondig onderzocht. Hoogstens valt aan de hand van het het schriftje op, dat de reserves door de jaren heen steeds hoger worden, maar de latere boekhouding ontbreekt, zodat we niet weten wat er met die reserves gebeurd is.
In elk geval nam de publicitaire begeleiding van de acties in de loop van de jaren af. De inzameling van zilverpapier werd routine, zonder al te veel ophef. In 1965 reikte het Nieuwsblad in de persoon van zijn medewerker Jan Pelleboer feestelijk de 250e rolstoel uit. Dat gebeurde in Nieuw-Roden met een serenade van de muziekvereniging Noordenveld. Volgens de berichten stroomde het zilverpapier etc. toen nog dagelijks bij de krant binnen. Wel verminderde het aantal aanvragen zienderogen dankzij de Bijstandswet, die particuliere liefdadigheid in dit opzicht overbodig maakte. Het einde van de inzameling kwam in 1971, toen het zilverpapier nauwelijks nog wat opbracht. Het resultaat was een “flinke, doch onderhand vrijwel onverkoopbare voorraad”, die het Nieuwsblad in één keer van de hand deed. Wat er vervolgens nog in kas was, ging naar de ‘Actie Plons’, die in Vries een zwembad wilde realiseren voor gehandicapte kinderen.
Openbaarheidsdag
Elk jaar op 1 januari maken we een groot aantal stukken openbaar die tot dan toe onder embargo waren, waaronder het kasboek van 'Dr. Denker', vanaf nu te raadplegen in de studiezaal.
Lees meer over de openbaarheidsdag 2016: Oplichter maakt misbruik van ellende in Rotterdam
Bronnen
- Archief Nieuwsblad van het Noorden, 1892-1980, Kasboek van de puzzelrubriek van 'Dr. Denker' betreffende een puzzel- en inzamelactie van zilverpapier ten behoeve van de aankoop van invalidenwagens, Groninger Archieven (1603-101)
- Berichten in het Nieuwsblad van het Noorden over het inzamelen van zilverpapier, 1898-1971
- Het lemma zilverpapier op Wikipedia