Kapitein Thomas van Seeratt, eigenaar van het Calmershuis aan de Oude Boteringestraat, voer in 1715 naar de kust van Angola om daar voor de Groninger Kamer Stad en Lande van de West-Indische Compagnie (WIC) slaven voor de markt op Curaçao in te kopen. Na zijn terugkeer van deze lucratieve tocht werd hij in Groningen aangesteld als provinciaal commies verantwoordelijk voor de zeewering. Tegenwoordig wordt deze voormalige slavenhandelaar geëerd voor zijn rol bij de verbetering van de Groninger zeedijken.
Nederlandse slavenhandel en slavernij zien veel Groningers nog als iets dat zich ver weg, voornamelijk voor de kust van Afrika en in Suriname en de Antillen, heeft afgespeeld. Maar, dan wordt eraan voorbij gegaan dat ook Groningen en haar inwoners geprofiteerd hebben van deze trans-Atlantische activiteiten. Zo werd de Groninger Kamer Stad en Lande van de West-Indische Compagnie hier in 1622 opgericht door de lokale elite, die in de rij stond om de functie van bewindhebber te vervullen of geld te steken in deze organisatie. De Kamer hield kantoor aan de Munnekeholm en de West-Indische Opslag lag aan de huidige Reitemakersrijge.
Kritiek op slavernij was er ook al in een vroeg stadium. Op dit moment zoeken studenten in de Groninger Archieven zowel naar slaveneigenaren en aandeelhouders van de WIC, als naar voorstanders van afschaffing. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 werden slaveneigenaren van overheidswege gecompenseerd. Onder hen bevonden zich een flink aantal Groningers, zoals de database van vrijgelaten slaven en hun eigenaren op de website van het Nationaal Archief laat zien. Naast plantage-eigenaren die direct profijt hadden van het werk van hun slaven, hadden ook winkeliers en handelaren in de stad en ommelanden inkomsten uit de verkoop van goederen die met slavenarbeid geproduceerd werden, zoals suiker, koffie en cacao. In stad en provincie werd geld verdiend met werk en handel die gerelateerd waren aan de slavernij.
De gevolgen van de slavernij werden echter ook op een andere manier zichtbaar. Er woonden hier mensen met een donkere huid die uit Afrika, het Caraïbisch gebied of van elders waren meegekomen: zwarte bedienden, gekleurde kinderen uit relaties van Groningers met slavinnen, of studenten uit de voormalige koloniën die hier kwamen studeren.
Onderzoeksproject Erfgoed van de slavernij
Margriet Fokken en Barbara Henkes, onderzoekers betrokken bij het project ‘Erfgoed van de slavernij’ brengen dit verleden letterlijk in kaart door locaties op te sporen die aan het slavernijverleden gekoppeld kunnen worden. Een wandelroute door de stad en fietsroutes door de ommelanden zullen dit verleden voor geïnteresseerden ontsluiten. Dit project is volop in ontwikkeling. Voor reacties, bijdragen en ideeën kunt u contact opnemen met Margriet Fokken of Barbara Henkes.
Volg de voortgang op www.mappingslaverygroningen.nl, een project uitgevoerd door de afdeling Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met Groninger Archieven.
Zie ook
- Groningse familie Feith had belang in de slavernij
- Directe betrokkenheid van Groningers bij slavernij in de negentiende eeuw
- Marten Douwes Teenstra en zijn strijd tegen de slavernij
- De borg Nienoord en het slavernijverleden van Groningen
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Lutje FEITH 2015-4, p. 3.