Lees eerst... I - De Beeldenstorm en wat eraan vooraf ging
De opstand
In april 1567 ontvluchtte Willem van Oranje, namens koning Philips II de stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, het hof in Brussel. Daarmee voorkwam hij het lot van zijn ambtgenoten Egmont en Hoorne: onthoofding wegens hoogverraad. Wel werden al zijn Nederlandse goederen verbeurd verklaard. Om die bezittingen, zijn positie, en de voorheen gehuldigde gewetensvrijheid terug te krijgen in een vrede met de zijns inziens misleide koning, plande hij meerdere, gecoördineerde invallen vanuit Duitsland, die in de Nederlanden opstanden moesten verwekken. Die van zijn broer Lodewijk in het Noorden was daarvan de eerste. Via Groningen wilde Lodewijk van Nassau doorstoten naar Friesland.
Op 6 april 1568 begon Lodewijk in het calvinistische Emden met de werving van manschappen. Twee weken later stak hij met 70 ruiters de grens over bij Bellingwolde, waar ze op het kerkhof sliepen. De dag erop overvielen ze het kasteel in Wedde, waar nieuwe rekruten zich voortaan konden melden. Op 27 april waren er al 700 soldaten, waarmee Lodewijk op 2 mei het onverdedigde stadje Appingedam innam.
Daar ontbood hij de Ommelander hoofdelingen en eigenerfden. Met toestemming van hogerhand kwamen er op 7 mei ook vrij veel opdagen, en Lodewijk legde ze graag uit wat de bedoeling was. Maar bij hen overheerste de scepsis. Ze beloofden hem niets en zeker geen opstand. Lodewijk had heel weinig van ze te verwachten.
De slag bij Heiligerlee
Diezelfde dag vertrok de koningsgezinde stadhouder in het Noorden, Arenberg, vanuit Arnhem naar Leeuwarden, waar zijn troepen hun loopplaats hadden voor de tegenaanval. Op 20 mei bereikten ze Groningen, waar de stad ze zes kanonnen meegaf, alle genoemd naar muzieknoten (ut, re, mi, fa, sol, la). Op 21 mei bleek dat de in geldnood verkerende Lodewijk al uit Appingedam was weggetrokken. Naar Heiligerlee, waar zijn soldaten, voor zover ze niet gedrost waren, de omgeving van het klooster in staat van verdediging brachten.
Lodewijks leger bestond maximaal uit ongeveer 3000 voetsoldaten en 300 ruiters. Arenberg kon een kwart meer manschappen inzetten, die ook veel beter waren uitgerust. Maar het terrein was moeilijk voor de aanvallende partij. In elk geval had Arenberg instructies van landvoogd Alva, om eerst de komst van 1500 man hulptroepen af te wachten.
Op 23 mei begonnen ongeduldige officieren van Arenberg echter op eigen houtje een artilleriebeschieting. Ruiters van Lodewijk gingen op de kanonnen af onder aanvoering van Lodewijks broer Adolf, die zich te ver waagde en werd afgemaakt. Vervolgens rukten Arenbergs overmoedige troepen op langs de smalle weg naar het klooster en liepen zo in de opgezette val: vanuit veen putten vielen haakschutters ze in de flank aan en tijdens hun verwarring kwam er een aanval van Lodewijks hoofdmacht overheen. Na twee uur waren 1500 man van Arenberg gesneuveld, tegen een 50 van Lodewijk. Arenberg zelf was met zijn paard tegen een boomtak gereden en kreeg liggend op de grond een nekschot tussen zijn helm en harnas. Veel betreurd werd hij waarschijnlijk niet, in zijn brieven leken zijn verzoeken op bevelen. Maar Lodewijk had hem toch liever levend in handen gehad.
Wel kreeg Lodewijk nu de beschikking over de muzikale stadskanonnen en Arenbergs schatkist. Dat verlichtte zijn financiële zorgen al wat, maar de overwinning zorgde ook voor extra troepenaanwas, onder andere uit Stad en Lande, en uiteraard moesten ook deze soldaten betaald worden. Voor wat meer armslag liet Lodewijk dus boerendorpen en kloosters afpersen en kerkklokken omsmelten. En dat maakte hem op het platteland allerminst populair.
Via Appingedam trok Lodewijk nu naar Groningen, waar hij begin juni zijn troepen in versterkingen aan de noordoostkant posteerde: van klooster Selwerd tot Oosterhogebrug, en dan vooral tussen Boterdiep en Damsterdiep. Zijn poging om de Stad goedschiks te winnen was vergeefs – het stadsbestuur wilde niets met hem te maken hebben, de poorten bleven dicht. Ook hier bleef de gewenste opstand uit. En dus zat er niets anders op dan een beleg.
In het verre Brussel liet landvoogd Alva uit wraak voor Heiligerlee een partijtje hoge edelen onthoofden. Ook stuurde hij alvast 3000 man troepen vooruit naar Groningen. Even voor Lodewijk aandrong bij de Stad, voegden die zich bij het garnizoen. De burgerij werd niet vertrouwd, die moest haar wapens inleveren. De enkeling die zich openlijk verheugde over Lodewijks komst werd op de Vismarkt opgeknoopt.
Slag bij Jemmingen
Afgezien van een hevige schermutseling met honderden gesneuvelden aan weerskanten gebeurde er wekenlang weinig. Lodewijks leger bleek te zwak voor inname van de stad. Toch bleven zijn troepen liggen waar ze lagen. Pas toen Alva op 14 juli met zijn hoofdmacht arriveerde – 17000 man voetvolk met 3000 ruiters en 16 kanonnen – trokken Lodewijks 7000 soldaten zich over de Ruischerbrug, Slochteren en Bellingwolde terug naar de Eems, waar ze evenwel de verkeerde afslag namen: die in de richting van Jemgum (of Jemmingen). Lodewijk verwachtte hier steun van de geuzenvloot, maar zette zich in feite vast. Hij kon Alva niet meer ontsnappen. Op 21 juli vond de beslissende slag plaats. Ook omdat een deel van Lodewijks onderbetaalde soldaten weigerde te vechten, werd diens leger finaal in de pan gehakt. Zo’n 86 % van Lodewijks soldaten liet het leven bij de slachting, waarbij ook veel burgers van Jemgum werden vermoord. Lodewijk zelf ontsnapte ternauwernood op een boot naar de overkant van de Eems.
Die ontsnapping vormde met de watergeuzen die ervoor zorgden het enige lichtpuntje na de verpletterende nederlaag, die veel minder bekend is dan de overwinning bij Heiligerlee. We zijn geen natie die nederlagen viert. Door Jemgum bleek Heiligerlee echter een duurbetaalde pyrrus-overwinning, en eigenlijk geen gebeurtenis die zich leent voor jubelzang. En de Slag bij Heiligerlee te nemen als begin van de Opstand of de Tachtigjarige Oorlog, is ook maar arbitrair. Wel luidde Heiligerlee de militaire fase in van de burgeroorlog.
Reactie Alva
Het verlies bij Jemgum zou onmiddellijk leiden tot verdergaande repressie. Bij zijn terugkeer in de Stad, drie dagen nadien, verklaarde Alva Stad en Ommeland voor veroverd gebied. Er ging een streep door alle privileges die voor zoveel obstructie hadden gezorgd. De koning kon naar willekeur handelen met het gewest. Alle achterstallige plakkaten werden afgekondigd en uitgevoerd, vooral natuurlijk die op het punt van de religie.
Zo werd op 3 oktober 1568 de eerste Groninger bisschop Knijff geïnstalleerd, die hierop jarenlang had moeten wachten. Knijff herstelde de katholieke eredienst en haar sacramenten in de oude opzet, stelde de biecht weer verplicht en verbood het lezen van evangelische boeken. Toch bleef zijn contrareformatie ook gematigd, zonder al te strenge straffen. Zo moesten priesters door de herinvoering van het celibaat hun vrouwen en kinderen wegsturen, maar kregen ze slechts een boete als ze dat niet deden. Geen enkele volhardende ketter onder hen onderging een lijfstraf. Nog steeds kreeg de inquisitie geen poot aan de grond.
In de nabije toekomst, 1569-1570, zou de Raad van Beroerten hier een commissie naar toe sturen, die 66 stadsburgers en 88 Ommelanders veroordeelde wegens hun rol in de Beeldenstorm of hun hulp aan Lodewijk. Naast prominente jonkers ging het om kleine ambachtslieden. Voor het overgrote deel waren die al het land uit. Alleen vier stadstimmermannen die in opdracht van het stadsbestuur de Broerkerk hadden leeggeruimd werden geëxecuteerd op de Grote Markt. Van alle veroordeelden nam men de bezittingen in beslag.
Ook zou Alva nog een dwangburcht voor de Herepoort laten bouwen. Na de Pacificatie van Gent (1576), die de religievrede herstelde, verdween deze weer en werden ook de oude privileges van Stad en Lande weer hersteld. Nog enkele keren wisselde het gewest van partij, maar dat valt ver buiten het bestek van de brieven aan Johan van Ewsum, die we hier in hun historische context wilden plaatsen.
Johan van Ewsum en de veldslagen
À propos: Johan van Ewsum – hoe verging het hem en zijn broers in het jaar van Heiligerlee en Jemgum? Zodra hij bericht kreeg over de nadering van Lodewijks troepen bracht hij zijn zwangere vrouw en zijn zoons naar Zwolle. Van de pastoor in Roden kregen ze een verklaring mee dat hij en zijn vrouw goed katholiek waren. Verder hield Johan zich op de vlakte tijdens de inval. Hij woonde weliswaar de eerste Lodewijklanddag in Appingedam bij, maar dat was hem ook geraden. Van de jonkers trapten hier vooral de Van Ewsums op de rem, aldus Hartgerink-Koomans, de biograaf van Johan en zijn broers. Bij de tweede Lodewijklanddag, na de Slag bij Heiligerlee, liet Johan verstek gaan. Als collator gaf hij Lodewijk ook niet de Middelstummer kerkpachten in handen. Wel bracht het kerspel proviand naar de troepen van Alva en ook leverde Johan vanuit Roden schanskorven aan dit leger. Maar hij hield zich toch vooral heel gedeisd. Naderhand schijnt hij op goede voet te hebben gestaan met de nieuwe bisschop en de nieuwe stadhouder. Zijn zoons, die hij in 1569 naar de Latijnse school in Munster stuurde, gingen daar wel ter biecht, maar deden er geen communie. Dat jaar werd Johan zelf ernstig ziek – hij stierf in november 1570.
Zijn veel radicalere broer Christoffel had Lodewijk van Nassau al voor diens invasie zijn steun toegezegd en kreeg daarvoor een vonnis aan de broek van de Raad van Beroerten. Merkwaardigerwijs noemt die sententie niet de beeldenstorm te Nuis. Hoe dan ook werd Chistoffels landgoed De Linde met de bijbehorende venen geconfisqueerd.
De jongste broer Wigbold leek aanvankelijk de meest katholieke en loyalistische van de drie gebroeders Van Ewsum. Uit zijn gebied, het oostelijk Vredewold, hoor je niets tijdens de Beeldenstorm en Lodewijks inval. Na 1580 zou Wigbold zich echter ontpoppen als een staats legeraanvoerder die duchtig huishield in het Ommelander oorlogsgebied. De guerrilla ruïneerde ook zijn Nienoord, waarbij de vervening jarenlang stillag. Pas na 1600 kwam de zaak weer op gang.
Bronnen
- Maria Hartgerink-Koomans, Het geslacht Ewsum. Geschiedenis van een jonkers-familie uit de Ommelanden in de 15e en 16e eeuw (proefschrift Groningen 1938).
- W.J. Formsma, De landsheerlijke periode, in: W.J. Formsma e.a. (red.), Historie van Groningen Stad en Land (Groningen 1976) 173-206.
- J.J. Woltjer, Van Katholiek tot Protestant, in: W.J. Formsma e.a. (red.), Historie van Groningen Stad en Land (Groningen 1976) 207-231.
- W.J. Formsma, Het voorspel van de 80-jarige oorlog in Stad en Lande, in: Dr. W.J. Formsma, Geschiedenis tussen Eems en Lauwers (Assen/Maastricht 1988) 49-63.
- Otto S. Knottnerus, Het primaat van Rome aangevochten, in: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.). Geschiedenis van Groningen II Nieuwe Tijd (Zwolle 2008) 51-70.
- Meindert Schroor en Otto S. Knottnerus, Verharding en verscherping, in: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.). Geschiedenis van Groningen II Nieuwe Tijd (Zwolle 2008) 71-106.
- Meindert Schroor en Otto S. Knottnerus, De Opstand 1568-1594, in: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.). Geschiedenis van Groningen II Nieuwe Tijd (Zwolle 2008) met name 107-114.
- Joke de Boer-Jager, Beeldenstorm in Nuis, ’t Olde Guet nr. 15 (nov. 2011), 38-40.
- Beno Hofman, Beeldenstorm in Garsthuizen, in De Groningse geschiedenis in meer dan 100 verhalen (Amsterdam 2004) 84-86.
- H. Veldman, De beeldenstorm in Groningen (Goes 1990).
- Sander Wassing, Groningen, de Beeldenstorm en de Raad van Beroerten, in: Stad & Lande2016-2, 28-33.
- Lammert Doedens, The day the nation was born, The battle of Heiligerlee 1568’, in: Marco van der Hoeven (red.), Exercise of arms. Warfare in the Netherlands 1568-1648 (Leiden/New York 1997) 57-68.
- Frits Boersma, De schermutseling bij Groningen, in: Stad & Lande 2012-2, 16-21.