Op 28 januari 2013 was het precies honderd jaar geleden dat de Groningse rijksarchivaris Johan Adriaan Feith overleed. Hij stierf aan een hartkwaal, zittend aan zijn bureau op het rijksarchief. Het treurige nieuws verspreide zich snel: in het hele land schreven de kranten over de onverwachte dood. Johan Adriaan Feith was dan ook ver buiten Groningen bekend, zelfs over de landsgrenzen.
In 1898 had hij samen met Samuel Muller en Robert Fruin in opdracht van de Vereniging van Archivarissen in Nederland een Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven opgesteld. Deze handleiding werd hèt standaardwerk voor de archivistiek in Nederland en ook in het buitenland ontwikkelde het werk zich tot een bijbel voor archivarissen. Nog tijdens Feiths leven werd de handleiding vertaald in het Duits, Italiaans, Frans en Bulgaars.
Johan Adriaan Feith was in 1885 bij het rijksarchief van de provincie Groningen gaan werken. Hij trad daarmee in de voetsporen van zijn vader Hendrikus Octavius Feith Jr., die op dat moment rijksarchivaris was, en van zijn grootvader Hendrikus Octavius Sr., die ook rijksarchivaris was geweest. Onder het bewind van zijn vader was het archief zich voor het eerst voorzichtig gaan openstellen voor het publiek. Het Register van het archief van Groningen werd gepubliceerd en onderzoekers konden per post afschriften van archiefstukken bestellen door het registernummer op te geven. Ook konden onderzoekers eenmaal per week, op woensdagochtend, langs komen om archiefstukken te bekijken. Verder gaf H.O. Feith Jr. zoveel mogelijk oude documenten in druk uit. Johan Adriaan Feith nam een voorbeeld aan zijn vaders dienstbare houding, maar hij ging daarin nog een stap verder en daardoor werd hij ook buiten de kringen van archivarissen en wetenschappers beroemd. Want nog meer dan van archiveren, hield Johan Adriaan Feith van het populariseren van de geschiedenis. Hij wilde de geschiedenis van Groningen voor iedereen tot leven wekken.
Maskerade
Het begon al in zijn studententijd. Als lid van de studenvereniging Vindicat atque Polit was hij actief in de commissie voor de organisatie van de maskerade van 1879. De maskerade was een uitbeelding van de intocht van Edzard van Oostfriesland in Groningen op 1 mei 1506. Feith zette zich in om de maskerade zo historisch mogelijk te maken. Zelf speelde hij de rol van Uco Cirkzena.
De Groningsche Volksalmanak
In 1889 besloot Feith samen met zijn studievriend Heeres een jaarboek te beginnen om daarmee de geschiedenis van Groningen voor een breed publiek presenteren. De Groningsche Volksalmanak werd al gauw een groot succes. Prof. P.J. Blok schrijft in zijn in memoriam voor Feith in Volksalmanak van 1913 (p. 10):
op den duur bewees de geregelde inteekening, dat voor velen in Groningen de Volksalmanak een welkome huisvriend was geworden, wiens geregelde jaarlijkse komst met St. Nicolaas in menig gezin met verlangen werd tegemoet gezien
Museum van Oudheden voor Provincie en Stad Groningen
Maar liever nog dan met de Volksalmanak of het archief, hield Feith zich bezig met het Museum van Oudheden voor Provincie en Stad Groningen. In 1890 richtte hij samen met een groep vooraanstaande Groningers een stichting op die het museum moest realiseren. Er was destijds wel een Provinciaal Kabinet van Oudheden (met H.O. Feith Jr. als één van de directeuren) maar dat was alleen maar een zaaltje in het Provinciehuis. Johan Adriaan Feith en Prof. Blok meenden dat Groningen meer verdiende. Het museum begon in een huisje in de Zuidersingelstraat, met Feith als conservator. Al snel raakte het huisje vol. Er was een groter pand nodig. Feith en Blok wisten rijksbouwmeester C.H. Peters zo ver te krijgen dat hij gratis een gebouw ontwierp, en ze wisten ook genoeg gulle gevers te vinden om de bouw te financieren. In 1894 kreeg het Museum van Oudheden een prachtig gebouw aan de Praediniussingel.
Feithhuis
In dezelfde periode dat Feith de Volkalmanak en het Museum van Oudheden begon, verhuisde hij met zijn gezin naar een pand aan het Martinikerkhof zuidzijde. Het staat nog altijd bekend als het Feithhuis. Feiths dochter Louise maakte een album vol schitterende aquarellen van het interieur van het huis. Eén van de aquarellen verbeeldt de werkkamer van haar vader.
De mooie 18e-eeuwse schouw in deze kamer werd na de dood van Feith door zijn vrouw en kinderen aan het museum geschonken. De ereleden van het Museum besloten op hun beurt Feith te eren met een buste, gemaakt door Frederik Engel Jeltsema in 1916.
Johan Adriaan Feith is begraven op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Een foto van de begrafenisstoet is samen met krantenknipsels van overlijdensberichten overgeleverd in een gedachtenis-album in het archief van de familie Feith.
Zie ook
- Johan Adriaan Feith 1858-1913
- Het Feithhuis volgens Louise Feith op de Verhalen van Groningen
Bronnen
- P.J. Blok, ‘Jhr. mr. Johan Adriaan Feith. 25 sept. 1858 – 28 jan. 1913’, Groningsche volksalmanak voor het jaar 1914 (Groningen, 1913) 1-13
- P.J. Horsman e.a. (ed.), Tekst en context van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum, 1998)
- P.A. Huistra, ‘Feithelijkheden’, Historisch Jaarboek Groningen 2011 (Assen, 2011) 52-67
- F.C.J. Ketelaar, ‘Drie generaties Feith (1778-1913)’. In: G. Overdiep e.a. (red.), Acht Groningse juristen en hun genootschap: 225 jaren Pro Excolendo Iure Patrio (Groningen, 1986) 61-104
- E. Knol, ‘Jhr. mr. J.A. Feith (1858-1913): Grondlegger van het Groninger Museum’, Groninger Museum Magazine 2012-1 (Groningen 2012) 12-15
- Archief Familie Feith (3), 1500 – 1951. Groninger Archieven (511-51)
- Krantenknipsels en dergelijke betreffende wijlen mr. Johan Adriaan Feith, 1913