De vertegenwoordigers van de Ommelanden stellen op 9 mei 1568 de ideeën van graaf Lodewijk van Nassau op schrift. Volg de Vertaalslag rond Heiligerlee.
Op 7 mei 1568 komen vertegenwoordigers van de Staten van de Ommelanden naar Appingedam, om te horen wat de ideeën van graaf Lodewijk zijn. Ze hebben daarvoor toestemming gekregen van de Stadhouder onder de nadrukkelijke voorwaarde dat ze geen toezeggingen zouden doen, maar slechts zouden aanhoren wat Lodewijk te melden had en dat aan de Stadhouder overbrengen:
Mit den bescheide dat ghij neet int cleijn noch groet sullen consenteren annemen noch overgeven dan u beraedt daer up nemen bes ter tijt ghij uns entlichen daer van geadtverteert hebben
Als vertegenwoordigers worden aangewezen de abten van Aduard en Oldenklooster, Arnold Landt en Herman van Dokkum, samen met Christoffer van Ewsum en Edzard Rengers. Om er zeker van te zijn dat ze de woorden van Lodewijk goed hadden begrepen, zetten ze die puntsgewijs op papier:
Ten eerste blijven de ommelanden trouw aan de koning,
ten tweede blijft het een ieder vrij om de rooms-katholieke of gereformeerde godsdienst aan te hangen,
ten derde blijven de bestaande privileges gehandhaafd en
ten vierde moeten de Ommelanden verklaren dat ze hun privileges met lijf en goed willen verdedigen tegen de Spaanse inquisitie met de vernieuwde plakkaten op het gebied van de godsdienst en tegen de Spaanse regering die de Nederlanden in een gruwelijke slavernij wil dwingen.
Wie deze verklaring weigert af te leggen zal als een rebel en vijand worden beschouwd en als zodanig worden behandeld:
Unde so emants sich hier in weigerde denselven tho verclaren als rebell ende vijant der kon. Mat. des gemenen fredens unde nuttes unde volgents vijantlick nae juu genaden commissie daertegens tho procederen
Dit was een correcte samenvatting volgens Lodewijk:
Disses ist unsers beschenen vortrags rechter vorstandt und unsere endtliche meinung
Ludwig graf zu Nassaw etc.
Op 9 mei 1568 wordt de tekst aan het Stadsbestuur van Groningen aangeboden. De secretaris Egbert Alting maakt er een afschrift van. Hij voegt het commentaar bij, dat de vertegenwoordigers zich de gemene staten van de Ommelanden noemen, maar zonder instemming en deelname van de stad naar Appingedam waren getrokken:
Sunder raedtbegerendt van der stadt offt eens erbaren Raedts hen ghetogen
Volg de Slag rondom Heiligerlee