Archiefmedewerker Johan Waterborg beschrijft zijn favoriete archiefstuk voor het Stuk van het Jaar. We vroegen bezoekers en medewerkers stukken met het thema Opstand in te zenden.
Lijst van comparanten die de eed van trouw hebben afgelegd 1606 - 1621
Opstand! …’oirloch tegens den Coninck’…
Helemaal achterin een van de resolutieboeken van de heren der Ommelanden bevindt zich volgens de inventaris een lijst van comparanten die de eed van trouw hebben afgelegd 1606 – 1621. Onderzoekers in het algemeen en genealogen in het bijzonder zijn dol op lijstjes met namen. Voor veel onderzoekers leest deze aantekening als een uitnodiging om dit stuk eens te bekijken.
Voor we naar het stuk zelf kijken eerst de vraag: waar tekenden deze mensen eigenlijk voor? Het aantreden van een nieuwe vorst of een nieuw regime na een (al dan niet gewelddadige) machtswisseling zijn gebruikelijke momenten om lagere overheden en vooral onderdanen trouw te laten zweren aan het hoogste gezag.
In 1581 werd koning Filips II door de Staten-Generaal afgezworen middels het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ dat eerder dit jaar tot Pronkstuk van Nederland verkozen werd. Op provinciaal niveau werd in de tijd daarna een soortgelijke eed van inwoners van de Nederlanden gevraagd. Zo kon het gebeuren dat prominente Groningers, Ommelanders om precies te zijn, nog in het begin van de 17e eeuw zwoeren dat ze de ‘tegenwoirdige oirloch tegens den Coninck van Spaignien’ steunden en de ‘Gereformeerde Religie’ wilden verdedigen.
Of de ondertekenaars tussen 1606 en 1621 hetzelfde voelden als hun rebelse vaders en grootvaders destijds in dat spannende jaar 1581 valt niet te zeggen. Voor sommingen was het wellicht niet meer dan een formaliteit. Hoe dan ook, de eed die men hier zwoer loog er niet om. Het ging tenslotte wel om de wettige vorst waarvan men verklaarde hem ‘nae onse beste vermoegent te willen wederstaen’. Die ‘Coninck’ in kwestie was inmiddels al niet meer de beruchte Filips II. Hij was in 1598 opgevolgd door zijn zoon Filips III.
Vervolgens beloofden de ondertekenaars dat ze de rechten en privileges van alle verenigde provincies zouden verdedigen, maar die ‘ons vaderlants int particulier’. Dat vaderland, dat waren de Ommelanden en die rechten en privileges behoefden meer verdediging tegen de stad Groningen, dan tegen een koning in het verre Madrid. Dat beseften de Ommelanders maar al te goed.
Terug naar het stuk. Dit soort lijsten zijn vaak keurige overzichten, netjes opgetekend door een nijvere klerk. Of soms moeilijk leesbare stukken, neergekrabbeld door een wat minder secure overheidsdienaar. Hoe nuttig en zinvol zoiets voor het onderzoek mag zijn, het hart van de lezer gaat er meestal niet direct sneller van kloppen.
Wie de moeite neemt om deze lijst op te zoeken, treft echter geen dorre opsomming van namen aan. Het gaat om 14 bladzijdes gevuld met handtekeningen en huismerken van Ommelander edelen en eigenerfden. Al die namen en merken in allerlei handschriften en lettertypes door elkaar heen bieden een beeld waar je wel langer naar moet kijken. Ergens heeft het iets van een abstract schilderij, al dat schijnbaar ordeloze gekriebel.
Er staan klinkende namen op de lijst die onlosmakelijk met het Groninger aandeel in de Opstand verbonden zijn. Zo bewoont Hajo Unico Manninga de borg Dijksterhuis te Pieterburen en is hij een kleinzoon van watergeus en ijzervreter Diederik Sonoy. Edzard Jacob Clant van de borg Nijenstein bij Zandeweer wordt in 1584 te Bremen geboren. Zijn ouders Egbert en Gratia Rengers leven daar in ballingschap. Een van de verschillende Rengersen op de lijst is Rempt. Hij bewoont de borg Oldenhuis bij Ten Post en is een zoon van Johan Rengers. Johan is bekend als kroniekschrijver, maar zeker ook vanwege zijn betrokkenheid bij de Opstand in de jaren dat deze in de ogen van velen een kansloze missie lijkt. Johan verzet zich als ras-Ommelander overigens meer tegen de Stad dan tegen Spanje.
Cornelis Doorenbosch bezit veel land en bewoont een grote boerderij bij Oosternieland. Ondanks zijn welvaart plaatst Cornelis niet zijn naam, maar zijn huismerk ‘vermits hij niet schryven kan’. Zo’n merk werd vaak gebruikt door analfabeten. Maar ook mensen die wel konden schrijven bleven hun huismerk gebruiken op bijvoorbeeld grafzerken en als eigendomsteken op vee en gereedschap. De jonkers zetten vrijwel allemaal een stevige en zelfbewuste krabbel. Dat hebben ze vast niet op het plaatselijke dorpsschooltje geleerd.
Wanneer Garbrand Wiersema, een halfbroer van Cornelis, op 25 februari 1617 zijn ganzeveer in de inktpot doopt, is hij druk bezig met de herbouw van zijn boerderij Rollingeweer bij Maarslag. Ten tijde van zijn vader Cornelis was de vorige boerderij in brand gestoken als wraakactie van, nota bene, staatse troepen. Garbrand laat ook de kerk van Maarslag herstellen en zorgt er door zijn zeven zonen voor dat er vandaag de dag aan Wiersema’s bepaald geen gebrek is.
Een dag na Garbrand Wiersema tekent Popke Abels. Popkes vader was niemand minder dan kroniekschrijver Abel Eppens tho Equart. Popke bewoont de voorvaderlijke boerderij Bolhuis te Eekwerd.
Leo Herens ter Muda woont in Winneweer, op de plek waar de Delleweg bij het Damsterdiep uitkomt. Leo heet feitelijk Louwe, maar als gestudeerd man geeft hij een Latijnse draai aan zijn naam. Ook Sicke Tammen uit Garrelsweer is naar de universiteit geweest en dat zal de lezer weten: ‘Sixtus Tammonis’, schrijft hij fier. Net als Rollingeweer en Bolhuis kun je de boerderij Muda vandaag de dag gewoon vinden op de plekken waar onze mannen ze 400 jaar terug bewoonden.
Wat maakt dit stuk nu zo interessant? Inhoudelijk levert het immers niet echt veel informatie op. Natuurlijk heeft ieder mens zijn en haar verhaal. Maar achter veel van deze handtekeningen schuilen toch echt bovengemiddeld boeiende verhalen. Zowel bij de edelen als bij de eigenerfden is het bovendien een wirwar van familieverhoudingen die het doornemen van deze bladzijden nog pakkender en leuker maken. Abel Popkes, Sicke Tammen en Leo Herens waren bijvoorbeeld neven. Toen graaf Lodewijk na de verloren slag bij Jemmingen in 1568 op het nippertje aan Alva wist te ontkomen door de Eems over te steken kreeg hij nieuwe kleren van Tyaede en Waalke Louwens. Zij waren ooms van Abel, Sicke en Leo. Opa Louwe Havicks woonde namelijk met oma Etgijn Elema als balling in het Oostfriese Petkum. Dat verhaal zal nog wel een paar generaties in de familie verteld zijn.
Het fascinerende is dat al deze mannen eigenhandig hun naam of huismerk op papier gezet hebben. Als historicus weet je zeker dat de mensen naar wie je onderzoek doet dit stuk papier in hun handen hebben gehad. Als genealoog zie je een document waarop jouw voorouders vier eeuwen geleden hoogstpersoonlijk hun naam plaatsten. En nu ligt het voor je neus op tafel in de studiezaal van de Groninger Archieven.
De Groninger geschiedkundige Johan Huizinga (1872-1945) introduceerde het begrip ‘historische sensatie’. Direct contact met een voorwerp uit het verleden kan je de ervaring geven van direct contact met dat verleden. Vaak ken je een historisch figuur al jaren uit boeken, artikelen, belastingregisters, doop- en trouwboeken, lidmatenlijsten en talloze andere bronnen. Het contact met iets zo persoonlijk, uniek en direct als een handtekening geeft een mens ineens identiteit.
Deze bladzijden bieden een blik op de bovenlaag van Ommelander samenleving aan het begin van de 17e eeuw. Achter al deze namen zit Geschiedenis, inderdaad, met een hoofdletter G. Wat wil je als genealoog en historicus nog meer?
Pronkjewails: Provoboek - Vrouw Kimkes - Zwartboek - Lijst eed van trouw - Bericht K-groep
Vrouw Kimkes sturen we in voor de landelijke verkiezing van het Stuk van het Jaar 2018.