Op 26 november 2018 is het 78 jaar geleden dat prof. dr. Rudolph Pabus Cleveringa zijn beroemde protestrede hield. Met deze rede protesteerde hij tegen de anti-Joodse maatregelen die werden doorgevoerd op de universiteit van Leiden, waar hij hoogleraar rechtsgeleerdheid was.
De aanleiding voor zijn beroemde rede was het ontslag van de Joodse collega’s aan de universiteiten. De Duitsers hadden enkele weken eerder een ariërverklaring verstuurd naar alle ambtenaren. Wie deze verklaring weigerde te ondertekenen, werd sowieso ontslagen. Op 21 november gebeurde dit ook daadwerkelijk en werden in Leiden tien docenten uit hun functie ontheven. Wanneer Cleveringa eigenlijk de colleges van zijn net ontslagen leermeester en promotor Eduard M. Meijers moet overnemen, besluit hij in protest te komen en zijn rede te houden. Een bekende frase uit de rede is:
Het is deze Nederlander, deze nobele en ware zoon van ons volk, deze mens, deze studentenvader, deze geleerde die de vreemdeling welke ons thans vijandiglijk overheerst, ‘ontheft van zijn functie’! Ik zeide u niet over mijn gevoelens te zullen spreken; ik zal mij eraan houden, al dreigen zij als kokende lava te barsten door al de spleten welke ik bij momenten de indruk heb dat zich, onder de aandrang daarvan, in mijn hoofd en hart zouden kunnen gaan openen.
Lees de blog over Damster vrijheid.
De vrouw van professor Cleveringa, Hiltje Cleveringa-Boschloo, hield een dagboek bij. Zij schreef na de toespraak:
Dinsdag 26 nov. 1940
Om 10 ¼ u. Heeft Ru in tegenwoordigheid van de faculteit voor de jur. studenten het ontslag van Meyers aangekondigd. 2 zalen gevuld; meer microfoons gauw aangelegd. Een applaus onderbrak hem; aan ‘t eind spontaan het Wilhelmus, dat a.d. Overkant van het Rapenburg werd gehoord. Thuis bloemen en bezoek en… afwachten van de straf. [...] ‘s Avonds de hoofdinspecteur v. politie, die de rede maar den S.D. moet brengen direct. Wat zal het gevolg zijn? [...] Ru is nu voldaan en zal zijn lot afwachten. Ma Cl. kwam een slaapzak brengen.
De familie Cleveringa rekende er dus op dat er gevolgen verbonden zouden zijn aan de rede van 26 november. Hiltje slaapt slecht en de volgende dag begint rustig, doch gespannen:
Woensdag 27 november 1940
‘s Ochtends al heel vroeg aan het ontbijt, want ik had de tafel al den avond van tevoren laten dekken. Ru at als gewoon en was zeer rustig.
Later op de dag is er visite van vriendinnen van Hiltje. Dan ziet ze opeens iets buiten het raam:
Ik zat op de canapé en ineens zag ik 2 D. officieren + 1 in burger het hekje binnenkomen. Ik begreep en was ineens kalm. Ik deed zelf open. Hand omhoog was de man in burger (gummijas, zonder hoed: “ist der Herr Professor zu Hause?” “Nein”. “Also, denn treten wir herein”. Ze vroegen naar mij en met hun drieën hebben ze in de hall gestaan tot Ru kwam. Een stoel wilden ze niet in ‘t kleine kamertje lokken. Ik vroeg of ze bang waren dat Ru zou vluchten. “Dazu hat er keine Gelegenheit!!! Sie dürfen nicht telefonieren, sie sind bewacht”. Ik antwoordde dat ik niets te telefoneren had. Ze informeerden naar mijn visite, welke personen, naam, enz. Ik vraag of ze met Ru kwamen praten: “Wir reden nicht mit ihren mann”. Toen waar ze hem heen brachten: “Es interessiert mich nicht ihre Fragen zu beantworten, [?] Ausübung meines Dienstes”.
Even later wordt Rudolf Cleveringa door de Duitse officieren meegenomen:
Ze lieten ons samen naar buiten gaan (iets bijzonders) en wij namen afscheid van elkaar.
De volgende dag schrijft Hiltje in haar dagboek:
28 november 1940 donderdag
Heel laat naar bed gegaan gisteren avond en vrijwel niet geslapen. Steeds gedacht aan Ru, hoe hij nu zou zijn. Gelukkig had ik zijn rustige gezicht gezien, dat ontspannen was en ik begreep, dat hij zich “vrij” voelde en verder onaantastbaar was voor alles wat hem zou worden aangedaan.