Zoals elk jaar, zijn ook begin dit jaar bestanddelen van middelbare schoolarchieven openbaar geworden op Openbaarheidsdag 2019. Een onderdeel van zulke archieven is vaak het archief van de leerlingenvereniging. Juist zulke stukken laten mooi de tijdgeest zien, zo blijkt ook nu weer uit die van Demosthenes, de leerlingenclub van de Groninger Rijks HBS.
Dat Demosthenes – zo genoemd naar een redenaar uit Griekse Oudheid – werd in 1887 opgericht als ‘Reciteer-Gezelschap’. Aanvankelijk stelde deze vereniging zich vooral ten doel de mondelinge uitdrukkingsvaardigheden van de RHBS-leerlingen te verbeteren, en daarmee hun onderlinge gezelligheid te bevorderen. Periodieke avonden met voordrachten van proza en poëzie vormden het middel daartoe. Gaandeweg raakte het reciteren echter uit de mode, en na de oorlog was er louter nog sprake van toneeluitvoeringen, eens per schooljaar.
Uit de programmaboekjes van die avonden blijkt, dat het in de jaren 60 bepaald geen oubolligheid troef was, qua repertoire. De spelers van Demosthenes waagden zich destijds nogal eens aan literaire en vrij moderne hoogstandjes. Zo speelden ze in 1961 en 1964 stukken van en naar werken van Oscar Wilde: ‘Krijgertje spelen’ en ‘Het spook van Canterville’. In 1960 werd ‘Mijn zoons’, een sociaal drama van Arthur Miller’ opgevoerd, en in 1966 ‘De kale zangeres’ van Eugène Ionesco. Waarschijnlijk was het vooral de regisseur, die op de keuze van het repertoire invloed had. Begin jaren 60 was dit nog Martin Tissing, tekenleraar op de Rijks HBS en later een bekend kunstenaar.
De opvoeringen vonden meestal plaats in de Groninger Stadsschouwburg. In 1967 week men uit naar de Harmonie, en naderhand kreeg Centrum Noord aan de Moesstraat de voorkeur als locatie. Er was altijd bal na in Huize Maas aan de Vismarkt en juist aan de daar spelende muzikanten kan je mooi zien, hoe Demosthenes met zijn tijd meeging.
Tot en met 1966 betrof het louter dans- en stemmingsorkesten. Eerst en vooral ging het om het vier man sterke Noorder Ballroom Orkest, met o.a. Lex Jasper en Jenne Meinema, die garant zullen hebben gestaan voor een sterke jazz-inslag in de gespeelde muziek. Met The Scarlet Pimpernels, ook weer met Meinema en bovendien met Willy Weits en Eddy Kamstra, zal dat in 1965 en 1966 nog niet anders zijn geweest. Daarna koos Demosthenes echter voor beat, pop en rock, met formaties als P.P.W. 6, die voortkwam uit de schoolband van het Maartenscollege (1967); The Roaring Doors, oorspronkelijk de schoolband van het Praedinius Gymnasium (1968); en The Destroyers (1968).
Gewoonlijk speelde zo’n band ongeveer drie uur, van 11 uur ’s avonds tot 2 uur ’s nachts, voor een honorarium dat varieerde van 110 gulden (Noorder Ballroom Orkest, 1960 – en dat inclusief Zuid-Amerikaanse Wonderlichtshow!) tot 250 gulden (The Destroyers, 1968). Interessanter dan het geld zijn echter de bijkomende bepalingen in de contracten, die daarmee in de loop der jaren uitdijden van een halve tot een hele pagina A4. Terwijl deze bepalingen bij de beide dans- en stemmingsorkesten slechts gingen over de reis-, transport- en versterkingskosten, hadden de beat-, pop- en rockgroepen later wat meer noten op zang. Zo bedong P.P.W. 6 vooraf een extra honorarium bij een hogere opkomst dan 200 personen.
Hetzelfde deed The Roaring Doors bij verlenging van de speeltijd. Die formatie eiste bovendien “een goed bespeelbaar toneel” met een wel gestemde piano. Beide bands wilden verder een schadevergoeding voor kapot materieel. Zo was Demosthenes volgens het contract met The Roaring Doors (1968) verplicht alle schade aan het instrumentarium tijdens het optreden, “voor zover niet toegebracht door de Roaring Doors zelf”, volledig te vergoeden, in geval van een total loss tegen de nieuwwaarde.
Buitengewoon aardig aan het contract van The Roaring Doors is ook de bepaling over de consumpties voor de band:
“Het is een goede gewoonte dat kontraktant 2 er zorg voor draagt, dat de leden van de band tenminste elk uur van een konsumptie worden voorzien. (Een frekwentere voorziening zal het spelpeil van bepaalde leden zeker ten goede komen.)”
The Destroyers, tot slot, maakten contractueel gewag van de BUMA-kosten, die voor rekening van Demosthenes kwamen. Ook hield hun overeenkomst rekening met overmacht:“Wanneer de band gedwongen wordt, door b.v. vechtpartijen in de zaal, of door uitvallen van de electriciteit, met spelen te stoppen, dan dient de opdrachtgever niettemin aan de betalingsvoorwaarden te voldoen. Wanneer aan de zaal schade toegebracht wordt, komt deze voor rekening van de opdrachtgever.”
Kortom, door schade en schande wijs geworden, was men inmiddels op alle eventualiteiten voorbereid.
Bronnen
- Archief Rijks Hogere Burger School te Groningen, Groninger Archieven (54-897) (54-900) (54-1081)