Open het Stadsbestuur
Het archief van het Groningse Stadsbestuur (1594-1815) bevat een schat aan informatie over de stad Groningen, haar inwoners en bezittingen in de provincie. Deze goudmijn is een archief van bijna 400 strekkende meter. Mensen kunnen nu gemakkelijker online gebruik maken van dit archief en wij lichten af en toe een onderwerp uit.
Zo vinden we in dit archief van het vroegmoderne stadsbestuur enkele voorbeelden van prille, nog primitieve statistiek. Veelal gaat het om tabellen over economische zaken uit de Franse Tijd (1806-1813), maar er zit ook een overzicht bij van mensen, “welke op den 1 juli 1811 in het krankzinnigenhuis te Groningen in bewaring zijn”. Met dat krankzinnigenhuis werd bedoeld een dubbele rij eenkamerwoninkjes achter het Sint Anthoniegasthuis aan de Rademarkt. Deels bestaat dat weggetje nog steeds – ter plekke hangt het straatnaambordje Dolhuisgang. Het overzicht uit 1811 betreft een afschrift van een tabel die de burgemeester eind juli dat jaar naar het provinciebestuur zond.
In totaal waren er op 1 juli 1811 dertien personen in dat krankzinnigenhuis opgenomen, wier gegevens in de tabel over maar liefst zeventien kolommen zijn uitgeserveerd. Bij nader inzien zijn die gegevens in vier kolommen echter steeds (vrijwel) gelijkluidend. De reden voor opname was altijd aanhoudende krankzinnigheid, op één uitzondering na, namelijk van iemand die “bij afwisseling” krankzinnig was. In alle gevallen werden de patiënten gevaarlijk voor zichzelf en hun omgeving geacht. Verder waren ze hier allemaal geplaatst op gezag van het stadsbestuur.
Hoe zo’n opname precies in haar werk ging, is te achterhalen via andere stukken uit hetzelfde stadsarchief. Zo vinden we de financiële vergoedingen, die de familie of diaconieën voor de opgenomen patiënten betaalde, altijd onder het kopje Extra Ordinair Ontvang terug in de rekeningen van het Sint Anthoniegasthuis. Over deze kostgelden werd eerst onderhandeld tussen de verzoekers om opname enerzijds en de gasthuisvoogden anderzijds, waarna de verzoekers via een rekest of verzoekschrift het stadsbestuur verzochten om goedkeuring van de gemaakte afspraken en daarmee de opname van de patiënt.
Terug naar de tabel van 1811. Voor zover de gegevens per patiënt wel verschillen, zijn deze in dit staatje weergegeven:
Een aantal conclusies
- Van de 13 opgenomen patiënten waren er zeker 10 vrouw.
- Van slechts 4 patiënten was de leeftijd bekend. Gemiddeld was die 50 jaar, dus vrij hoog voor die tijd.
- De Stad leverde zo’n beetje de helft van de patiënten. Naast deze 6 kwamen er 4 uit Drenthe en 3 van het Groninger platteland. Het krankzinnigenhuis had dus duidelijk ook een streekfunctie.
- Onder de beroepen, voor zover bekend, treffen we 4 dienstmeiden, 2 naaisters, 1 werkster en een boerendochter aan. Het gaat dus vooral om dienstbaren, maar beter gesitueerden konden in particuliere, op hun stand ingerichte “verbeterhuizen” terecht.
- Qua burgerlijke staat zijn er 6 ongehuwden opgenomen, 2 getrouwden en 1 weduwe. Dat aantal ongehuwden was aan de hoge kant. Slechts van 2 patiënten waren kinderen bekend.
- In 10 van de 13 gevallen werden patiënten op verzoek van een diaconie of kerkeraad opgenomen, en in 2 gevallen gebeurde dat op verzoek van ouders. Degenen die om opname verzochten, waren doorgaans ook degenen die het kostgeld betaalden. Meestal betrof het dus sociale fondsen, alleen voor een boerendochter uit Gasselternijveen betaalden de redelijk gegoede ouders de verpleegkosten.
- De opnamedata laten zien, dat patiënten vaak jaren en jaren aaneen in het “krankzinnigenhuis” woonden. Deze lange verblijfsduur moet samenhangen met de aanhoudende of voortdurende krankzinnigheid van bijna alle patiënten. Voor patiënten die meer kortstondig ziek of ongevaarlijker waren, werden andere mogelijkheden gezocht.