Groninger viswijf in zeventiende en achttiende eeuw
Het viswijf of de visverkoopster had geen beste reputatie. Wat er van deze reputatie blijkt in archieven van het Groninger stadsbestuur uit de zeventiende en achttiende eeuw, daarover gaat deze miniserie, die de dagindeling van het viswijf volgt. Na de afslag voor haar inkoop gaat zij in deel II naar de vismarkt voor de verkoop.
De plek van de vismarkt
Nadat ze hun vis op de afslag bij de Vissersbrug hadden ingekocht, moesten de viswijven hun vis meteen naar de vismarkt brengen, om die vis daar te verkopen. Die term vismarkt is problematischer dan hij op het eerste gezicht lijkt. Wij zijn gewend om de huidige Vismarkt als de locatie van de functionele vismarkt te zien, dat ligt voor de hand. Maar voor de zeventiende en achttiende eeuw spreekt dit verband niet vanzelf. Destijds zat er een vismarkt op maar liefst vijf verschillende locaties.
In de eerste decennia van de zeventiende eeuw zat de functie vismarkt waarschijnlijk nog op haar aloude, middeleeuwse plek: op de huidige Vismarkt, zo’n beetje aan de zuidoostkant tussen de Pelster- en de Haddingestraat. In 1627, na de realisering van de stadsuitleg, kwam er echter een nieuwe vismarkt op de kop van de Boteringestraat, bij de Oude Boteringepoort en langs de Spilsluizen.[1] Dit gebeurde op verzoek van omwonenden, die naderhand zeer teleurgesteld waren dat de viswijven hun oude stek niet wilden verlaten. Op verzoek van dezelfde omwonenden kwam er een boete van 5 mark (3 gulden) op deze weigering te staan. Ook verbood het stadsbestuur de visverkoop op de oude vismarkt, terwijl het de visbanken (lees verderop meer over de visbanken) daar wilde laten verwijderen.[2] Dat ging echter niet bepaald vlot, want eind 1628 vroegen de viswijven of ze de oude visbanken mochten blijven huren. Een jaar later besloot het stadsbestuur dat er voortaan op twee plaatsen vismarkt zou zijn, waarbij de helft van de viswijven op de oude plek mocht blijven, terwijl de andere helft naar de nieuwe vismarkt bij de Boteringepoort moest verkassen. De banken op de oude vismarkt werden toen hersteld.[3] Nog weer een poos later, begin 1631, vond het stadsbestuur deze opdeling alsnog “niet practicabel” en stelde het de oude vismarkt verplicht voor de acht wintermaanden (van september tot en met april) terwijl de nieuwe vismarkt alleen de markt in de vier zomermaanden kreeg.[4]
In 1643 kwam er alsnog een eind aan de oude vismarkt, toen het stadsbestuur nog weer een andere vismarkt liet aanleggen op de kop van de Kleine Gelkingestraat aan het Zuiderdiep.[5] Deze bestond nog in 1666, tegelijk met de vismarkt aan de Spilsluizen, die in 1680 nog eens werd opgeknapt.[6] Een geheel nieuwe vismarkt kwam er in 1700 en wel ten oosten van het A-kerkhof, dus op de plek waar wij tegenwoordig op marktdagen ook onze vis kopen. Op de nieuwe plek verrezen huisjes.[7]
Wat dat betreft hadden de viswijven het dus goed voor elkaar. Toch gaven veel viswijven er in 1724 de voorkeur aan om zich met hun korven vis neer te zetten aan de Kremerriepe tussen de Lammehuiningestraat (nu Akerkstraat) en de Tussen beide Markten, wellicht omdat ze hier bij de koopmanshuizen meer afzet verwachtten. De officiële vismarkt ondervond van deze uitwaaiering financieel nadeel, bovendien belemmerden de viswijven de passage op de Kremerriepe. Daarom greep het stadsbestuur in: het verbood de visverkoop hier, terwijl het de schulte en zijn dienaren een strenge handhaving opdroeg – bij overtreding moesten zij de vis in beslag nemen en naar het armenweeshuis brengen.[8]
In 1762 verhuisde de vismarkt wederom naar de langgerekte driehoek bij de Vissersbrug, waar eerst huizen stonden. Op de nieuwe locatie zat de visafslag al, dus het scheelde de viswijven aardig wat gesjouw.[9]
Visbanken
Ook de visbanken en de huisjes werden vanaf de oude Vismarkt naar de nieuwe plek bij de A overgebracht. Hoe zagen deze voorzieningen eruit?
Op deze niet Groningse, ‘algemene’ prent uit 1608 zien we dat het bij zulke huisjes gaat om zeer stevig uitgevoerde marktkramen van hout en steen. We zien een man in zo’n huisje een kabeljauw de kop afhakken op een visbank. Maar buiten de huisjes leggen viswijven hun vis op kleden of in mandjes. Rechtsonder lijkt er eentje in onderhandeling met een klant. Aan de herberg op de hoek hangt een uithangbord met een visser.
Van dertig jaar later hebben we een eerste Groninger beeld.
Op beide plekken heeft Haubois tafels getekend. Weliswaar tekende hij die op iedere markt in de stad, maar als er huisjes hadden gestaan, zou hij die dan niet hebben weergegeven? Waarschijnlijk deden de zogenaamde visbanken het hier zonder overkapping.
Slaan we twee eeuwen over dan zien we de visbanken aan de A:
De afzonderlijke huisjes zijn dan onder één dak gebracht. Meestal is de structuur open, maar mogelijk kon de ruimte tussen de zuilen ook worden dichtgezet tegen de tocht.[10]
Overigens hadden de viswijven hier invloed op de vormgeving. In 1783, toen er weer enige “desordres bij het afslaan van de zeevis” waren geweest, kreeg de bank waarop de visschrijver de vis voor de afslag neerlegde, een balustrade “ter afkeering van het volk”.[11] Alleen zo was hij in staat om de orde onder de viswijven te houden.
Huur
De viswijven betaalden huur voor de visbanken en de andere plekken op de vismarkt. Vanaf 1653 bedroeg dit “setgeld” per dag voor een
Herenbank - 3 stuivers
Grote zetbank - 2 stuivers
Kleine zetbank - 1 stuiver
Benne of viskorf - 2 stuivers
Viskar (kruiwagen?) - 1 stuiver [12]
De ene visverkoper was dus de andere niet. Op de nieuwe vismarkt van 1700 waren er in totaal vijftien plekken, waarvoor iedere maandagochtend geloot werd. Net als bij de afslag werkten veel viswijven daarom in “compagnieën” of groepjes samen, waarbij ze ofwel de huurtijd ofwel de visbank zélf deelden. De daghuur per bank ging behoorlijk omhoog in 1700, tot 3 stuivers per bank.[13] In 1701 gingen die huren weer omlaag, mogelijk na protesten van de viswijven: de noordelijke banken deden elk nog 2 stuivers, de westelijke 1,5 stuiver en de zuidelijke 1 stuiver per dag.[14] De huisjes met de visbanken stonden destijds dus in een U-vorm met aan elke kant waarschijnlijk vijf luxe en wat minder luxe uitgevoerde banken. Aan de open oostzijde stonden de karren op een riepje met sprot en spiering, waarschijnlijk armeluiskost.
Op de vismarkt aan de A, tenslotte, bleef “tot voorkoming van disputen en onenigheden tussen de visverkopers” het lotingssysteem gehandhaafd. De viswijven hoefden hier niets te betalen voor hun banken en tafels, op voorwaarde dat ze deze schoon hielden en alle “grom” (vissenkoppen, vinnen, schubben en ingewanden) in een speciale afvalbak deponeerden.[15]
Reinheid
Reinheid was inderdaad wel ‘een dingetje’ bij de viswijven. In 1610 mopperde het stadsbestuur al dat deze hun werkomgeving niet goed schoonhielden.[16]
In 1694 kreeg de stadsschulte bevel om hier goed op te letten. Als een viswijf niet op tijd behoorlijk had geboend en geschrobd, moest de schulte dat laten doen op haar dubbele kosten.[17] In 1700 kwam er een soortgelijke waarschuwing vanuit het raadhuis.[18] Inmiddels was er die speciale afvalbak bij de vismarkt. Maar ook in 1715 smeten viswijven de schubben en ingewanden nog gewoon op straat, vooral bij het venten met vis, wat “door de geheele stadt een groote stanck” veroorzaakte. De visventsters kregen daarom te horen dat ze alle afval in hun korven moesten houden tot ze het in de visafvalbak konden gooien. Trof de schulte, een schultendienaar of een ratelaar (nachtwacht) desondanks grom aan op straat, dan kostte dat de visvrouw die zich daaraan schuldig had gemaakt een schelling boete, voor haar de verdiensten van een halve tot een hele dag. Deed ze het nog een keer, dan werd deze boete verdubbeld.[19]
Opzichter
In 1700 stelde het stadsbestuur een bezoldigde opzichter over de vismarkt aan. Deze moest vooral het vandalisme van straatjongens tegengaan, maar hij kreeg een aanvullende taak wat betreft het schoonhouden van de vismarkt “met wasschen en schrubben”. Voor zijn parttime werk beurde de opzichter 20 gulden per jaar, met nog 5 gulden voor de aankoop van bezems.[20] In 1768 ontving opzichter Claas Bourema nog steeds die 25 gulden, terwijl sjouwers van de visschrijver voortaan de vismarkt moesten schoonhouden. Anderzijds was Claas zijn taak ietwat verzwaard: aan het eind van iedere marktdag moest hij de put op de vismarkt sluiten, op zo’n manier ”dat de swengels niet konnen worden opgeligt”. Iedere ochtend moest hij het slot van de put afhalen.[21]
Volgende keer deel III en slot, over het venten met vis.
Bronnen
[1] Resolutie Burgemeesteren en Raad (B&R) van Groningen 11 augustus 1627.
[2] Idem 26 april 1628.
[3] Idem 29 december 1628 en 24 december 1628.
[4] Idem 22 januari 1631.
[5] Idem 28 april 1643.
[6] Idem 14 maart 1666 (folio 689), 30 november 1669, 4 juli 1673 en 13 mei 1680.
[7] Idem 11 december 1699, 7 maart en 11 november 1700.
[8] Idem 30 oktober 1724.
[9] Resoluties B&R 7 oktober 1763, 25 mei 1764 en 5 april 1768. Groninger Archieven (2041-184 t/m 2041-186)
[10] Zo leert vergelijking van de prent van Last met de prent, ca. 1850. GrA (1536_3770) en de foto ca. 1880. GrA (2138_3951)
[11] Resoluties 11 en 16 april 1783.
[12] Idem 22 januari 1653.
[13] Ordonnantie op de nieuw gemaakte vismarkt bij de Akerk, 10 oktober 1700; resoluties 2 december 1700 en 31 december 1703. GrA (1605-954)
[14] Resolutie 12 december 1701. Zie ook GrA (1605-796)
[15] Notificatie op de verhuur en het gebruik van de visbanken op de vismarkt aan de A 10 november 1768. GrA (1605-798)
[16] Notulen rechtdagen (voorheen rechterlijke Archieven III a) 9 juli 1610. GrA (1534-81)
[17] Resolutie 19 november 1694.
[18] Ordonnantie op de nieuw gemaakte vismarkt bij de Akerk, 10 oktober 1700 art. 7; vgl. Woordenboek der Nederlandsche Taal, het lemma ‘grom’: het ingewand van visch, en bij uitbreiding (althans hier en daar): het afval, de vuiligheid van visch, t.w. het ingewand mèt koppen, vinnen, schubben enz., dus al wat bij het ontweiden en schrappen (”schoonmaken”) van visch verwijderd wordt. GrA (1605-954)
[19] Resolutie 22 juni 1715: ordre op de vischwijven angaande de affvall en vuijlligheijt der visschen.
[20] Ordonnantie op de nieuw gemaakte vismarkt bij de Akerk, 10 oktober 1700. GrA (1605-954)
[21] Instructie voor de opzichter van de vismarkt 10 november 1768 (gelijkluidend). GrA (1605-798 en 1605-1123)