Het Groninger viswijf in de zeventiende en achttiende eeuw
Het viswijf of de visverkoopster had geen beste reputatie. Wat er van deze reputatie blijkt in archieven van het Groninger stadsbestuur uit de zeventiende en achttiende eeuw, daarover gaat deze miniserie, die de dagindeling van het viswijf volgt. Na de visafslag en de verplichte vismarkt gaat zij nu venten.
Het venten
De Groninger viswijven kochten hun vis dus het liefst belasting en keuringsvrij in en ook verzetten ze zich weleens met succes tegen een gedwongen verhuizing van hun markt of zochten ze een in hun ogen betere plek dan de aangewezen vismarkt. Bovendien waren ze niet altijd even schoon. Nooit werd echter gemeld dat ze graag scholden, raasden en tierden en van een slechte reputatie was verder ook geen sprake in de stadsresoluties (besluiten van het stadsbestuur).
Maar buiten de afslag en de vismarkt om hadden de viswijven ook contacten, bijvoorbeeld bij het venten met vis. Hier mochten ze pas mee beginnen nadat ze een poos op de markt hadden gezeten. De ordonnantie van 1700 bepaalde hiervoor 10 uur ’s morgens als aanvangstijdstip, terwijl de viswijven ’s winters pas vanaf half elf mochten gaan venten.[1] Een jaar later vervroegde het stadsbestuur deze tijdstippen met een uur. Tien jaar later had het daar spijt van, omdat de vismarkt zo veel te vroeg leegliep en burgers er menigmaal tevergeefs ernaar toe gingen. Daarom werd de maatregel teruggedraaid. Voor die tijd mochten ze hun vis alleen op de vismarkt verkopen.[2]
Aaltien Jans Mugge en de zes schollen
Dat het er bij de visverkoop aan de deur niet altijd even vreedzaam aan toeging, blijkt uit een zaak in 1778. Op 15 mei dat jaar ontving de president-burgemeester een schriftelijke aangifte van de heer Schulenborg, waarin deze klaagde over Aaltien Mugge.[3] Zij was volgens Schulenborg met vis aan zijn huis gekomen, maar had het bod van zijn vrouw op die vis niet geaccepteerd en was weer weggegaan. Een poos later teruggekeerd, hoefde zijn vrouw Aaltiens vis niet meer, aldus Schulenborg,
… waarover dat vischwijf niet alleen een geheel straatengerugte heeft gemaakt, maar zelvs tot klagers zijddeure zijnde ingeloopen, in huis groot allarm gemaakt, waardoor de gehele huishoudinge ten uitersten is ontstelt geweest.
Ook zou Aaltien een mes uit Schulenborgs huis hebben meegenomen. Verder had ze een hele poos voortdurend aan de deurbel zitten trekken en daarbij ongespecificeerd geweld gebruikt (mogelijk trapte ze tegen de deur?). Schulenborg vroeg de burgemeester om dusdanige maatregelen dat zijn gezin voortaan “diergelijke molestatiën en geweldenariën” bespaard zouden blijven.
Het stadsbestuur zette iemand op de zaak. Deze verhoorde Aaltien Jans Mugge enige dagen later en zij had toch een wat andere kijk op de zaak. Schulenborg was volgens haar eerder die avond bij haar op de visafslag gekomen met de vraag of er nog tong was. Aaltien had dat ontkend, maar ook gezegd dat er nog wel zes tongen bij haar thuis lagen, waarop Schuldenborg vroeg of ze daarmee bij hem aan de deur wilde komen. Ze werd niet binnengelaten, maar dat gebeurde waarschijnlijk nooit met venters. Voor de zes tongen vroeg ze 11 stuivers, terwijl de vrouw van Schulenborg er via haar meid eerst 6 en daarna 7 à 7,5 stuivers voor bood. Dat was Aaltien te min en ze ging weg. Een paar uur later kwam ze echter terug om de tongen voor 9 stuivers aan te bieden. Ze deed dus 2 stuivers van de oorspronkelijke vraagprijs af. Maar vrouw Schulenborg wilde niet meer geven dan ze geboden had. Waarop Aaltien zei: “Kom, haal mij maar een mes, mevrouw zal de agt (stuivers) er wel vol maaken.” Zelf ging ze dus nog eens een stuiver naar beneden en ze verwachtte stellig dat vrouw Schulenborg haar tegemoet zou komen. De meid bracht een mes naar de deur, wat Aaltien als teken van acceptatie door de vrouw opvatte. Toen ze daarmee op de stoep voor de deur de eerste tong schoonmaakte, gaf vrouw Schulenborg alsnog te kennen dat ze de vis niet bliefde. Aaltien vond dat onredelijk – ze kon de zes tongen niet voorzetten aan haar acht kinderen, vond ze. De meid pakte haar het mes af, terwijl Aaltien dat wilde houden als bewijs dat ze met schoonmaken begonnen was en dus de tong al verkocht had. De meid smeet de deur voor haar neus dicht. Aaltien liep daarop via de achterdeur het huis in om het mes te pakken. Het lukte de heer Schulenborg niet om haar tegen te houden en vervolgens belde Aaltien opnieuw aan, maar er werd niet opengedaan.
Waarschijnlijk kwam Aaltien wel vaker aan de deur van de Schulenborgs en vertrouwde ze er daarom op dat vrouw Schulenborg de vis na enig loven en bieden wel zou accepteren en het halve stuivertje tussen 7,5 (uiterste bod) en 8 stuiver (laatste vraagprijs) zou bijpassen. Vrouw Schulenborg van haar kant moet dat voorbarig en aanmatigend hebben gevonden en zette haar hakken in het zand. Het gevolg was dat Aaltien met de vis bleef zitten en zwaar over de rooie ging.
Het stadsbestuur nam het haar niet erg kwalijk. Het gelastte Aaltien Mugge zich voortaan “van dergelijke insolentiën te menageren” (zich netjes te gedragen). Het mes moest ze terugbrengen.[4] In elk geval kan de zaak niet gelden als bewijs voor een slechte reputatie van de Groninger viswijven in het algemeen. Het was ook de enige waarbij een viswijf wegens mogelijk strafbaar gedrag tijdens het uitoefenen van haar beroep in het blikveld van de magistraat kwam.
Kortom, Groninger autoriteiten hadden wellicht heel wat aan te merken op vijswijven, maar van de verbaal-agressieve reputatie die de professie later zou hebben, blijkt vooralsnog maar heel weinig. Zelfs bestond er enig begrip voor het viswijvengedrag in dit ene geval.
Bronnen
[1] Ordonnantie op de nieuw gemaakte vismarkt bij de Akerk, 10 oktober 1700, art. 5. Groninger Archieven (1605-954)
[2] Resolutie Burgemeesteren en Raad 12 december 1701 en ook 29 oktober 1711. GrA (1605-796)
[3] Registratie aktenboek Burgemeesteren en Raad (voorheen III tt), 15 mei 1778. GrA (1534-986) De aangifte zelf en het verhoor van Aaltien in procesdossier. GrA (1534-2839)
[4] Aktenboek, 22 mei 1778. Groninger Archieven (1534-986)