Een mondhygiënist? In de zeventiende eeuw?
Op maandag 12 januari 1722 (blz 436) wordt het verzoek van Johan Michiel Winter in het Requestenboek bijgeschreven. Hij heeft “ervarentheijt van het de tanden te schoonen en te cureren”.
Grootgebracht met verhalen over tandtrekkende barbiers/chirurgijns, al dan niet op jaarmarkten tot (leed)vermaak van bezoekers, moest ik even achter de oren krabben. Mooie taal om een bot beroep aan te prijzen. Doch, de man spreekt over het schonen en herstellen van tanden, niet van het trekken ervan. Bovendien vraagt hij briefjes op te mogen hangen in plaats van de waarschijnlijk gebruikelijke mond-tot-mondreclame.
Na wat zoeken op het internet bleek dat vooral de welgestelden in die tijd wel degelijk serieus bezig waren met onderhoud aan kiezen en tanden. Eigenlijk was men er al sinds de verre oudheid mee bezig. Er wordt geschreven over vondsten van protheses van been of ivoor en het vastzetten van losse tanden en kiezen door ze met draad aan nog vaste onderdelen van het gebit te bevestigen. Ook werden gaten tussen tanden en kiezen opgevuld met (kunst)kiezen, vaak van overledenen of gesneuvelden.
Wellicht had Winter van Pierre Fauchard (1678-1761) gehoord, een tijdgenoot die de vader van de moderne tandheelkunde wordt genoemd. Enkele jaren na het verzoek van Winter publiceerde Fauchard het beroemde boekwerk Le Chirurgien Dentiste.
Het ABC van Open het Stadsbestuur
Met het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur komen we regelmatig verrassende zaken tegen die eeuwenlang met ganzenveer en kroontjespen door het Groninger stadsbestuur aan het papier werden toevertrouwd. Met het ABC volgen we wekelijks een letter van het alfabet en verbinden daaraan een bekende of veelvoorkomende term uit het archief van het stadsbestuur van 1594 tot 1815. Lees mee met ons ABC.
Diederik Willemse