In de rekestboeken van het Groninger stadsbestuur (hierin staan verzoeken van burgers en het antwoord van het stadsbestuur) duiken regelmatig dezelfde namen op. Een van deze namen is Vrouw Estor. Een zekere Vrouw Estor vraagt herhaaldelijk toestemming aan het stadsbestuur om suiker te mogen verkopen. Zo ook op donderdag 23 juli 1716 (blz 546):
Op de requeste van vrouw Estor
ten einde geauthoriseert moge
werden om soodane vat suiker
soo haar van haar man uijt
Suirinamen [Suriname] is gesonden om haare
bekenden te vercopen
Tot nu toe zijn we uit de periode 1715 tot 1717 drie korte rekesten van deze vrouw tegengekomen. Het feit dat hetzelfde verzoek steeds terugkeert, maakte ons nieuwsgierig. Wie was Vrouw Estor, hoe kwam zij aan de suiker en waarom vroeg zij steeds opnieuw toestemming om dit product te verkopen?
De meeste personen die in het begin van de achttiende eeuw een verzoek deden aan het Groninger stadsbestuur werden een stuk duidelijker aangeduid dan Vrouw Estor, namelijk met zowel voor- als achternaam. Bij deze vrouw is dat niet het geval en dat maakt het des te moeilijker om iets over haar te weten te komen. Gelukkig bevatten de korte rekesten informatie die ons verder helpt bij onze zoektocht. Zo lezen we dat de man van Vrouw Estor haar de suiker stuurde vanuit Suriname, waar hij predikant was. Een zoekactie op allegroningers.nl vertelt ons dat het zou kunnen gaan om David Estor, een vermoeden dat door de Naamlijst der predikanten bij de Hervormde Gemeente te Suriname bevestigd wordt. Deze lijst vermeldt David Estor als predikant van de hervormde gemeente te Paramaribo in de periode van 1712 tot 1731. Hij verzorgde daar diensten bij de ‘Nederduitsche Hervormde Gemeente’, maar ook bij de ‘Fransche Hervormde Gemeente’, wat ons een aanwijzing geeft over zijn afkomst.
Op allegroningers.nl vinden we verschillende documenten over de familie Estor. Zo ontdekken we dat David Estor in 1700 trouwde met Judith Faucherdau, die onze Vrouw Estor zal zijn geweest. Zij was afkomstig uit Frankrijk, uit de streek Saintonge om precies te zijn. David Estor, ook van Franse afkomst, vertrok vanuit de plaats Nîmes in de Languedoc naar de Nederlanden. Zowel David als Judith zullen hugenoten zijn geweest, die in de periode na 1685, het jaar waarin Lodewijk de 14e het Edict van Nantes herriep, naar de Nederlanden vluchtten. Judith Faucherdau en David Estor kwamen beiden in de stad Groningen terecht en sloten zich aan bij de Waalse Kerk. Deze kerk functioneerde als plek waar Franse vluchtelingen elkaar konden ontmoeten en steunen. Waarschijnlijk hebben ook David en Judith elkaar op deze plek ontmoet. Ze trouwden op 21 mei 1700 en kregen op 26 maart 1701 een dochter: Henriette Phillippa. Een jaar later, op 28 augustus, kwam hun zoon Jaques Daniel ter wereld.
Tien jaar na de geboorte van zijn zoon, in 1712, werd David Estor volgens de Naamlijst der predikanten bij de Hervormde Gemeente te Suriname predikant in Paramaribo. Nu rijst de vraag waarom hij juist daar predikant is geworden. Blijkbaar was er in Suriname vraag naar Franstalige voorgangers en vond David Estor de mogelijkheid om daar predikant te worden aantrekkelijk genoeg om naar Suriname te vertrekken. In ieder geval weten we dat David vanuit Paramaribo zijn familie probeerde te onderhouden. Waarschijnlijk kon hij daar relatief gemakkelijk en voor een lage prijs suiker verkrijgen. Hij stuurde steeds opnieuw een vat rietsuiker naar zijn vrouw, zodat zij het ‘hare bekenden’ kon verkopen. Vermoedelijk ging het om een behoorlijke hoeveelheid suiker, waarmee David indirect voor inkomsten zorgde, die zeer welkom waren als we het volgende fragment van maandag 2 september 1715 (blz 346 en 347) mogen geloven:
Op de Requeste van Vrouw Estor
hoe dat haar Man voor Franse
prædicant nae Suriname vertrocken
zijnde haar heeft gesonden een vatt
suicker, versoghte authorisatie
om deselve aen eenige van hare
bekenden te mogen vercopen, om
daarmede hare familie te
onderhouden en schulden aff te
doen.
Rietsuiker was in die tijd nog een schaars product en het verkopen ervan zal Vrouw Estor een aardig bedrag hebben opgeleverd. Hoeveel zij precies voor haar suiker vroeg, weten we helaas niet. Ook over de bekenden aan wie zij de suiker verkocht kunnen we alleen vermoedens uitspreken. Onze Vrouw Estor verkreeg en verkocht suiker in ieder geval op ongewone wijze. Omdat zij niet verbonden was aan de West-Indische Compagnie, maar wel een product uit de kolonie Suriname wilde verhandelen, was zij verplicht om toestemming te vragen aan het stadsbestuur. Aangezien haar man overzee verbleef, opereerde zij daarbij als een min of meer zelfstandige vrouw. Misschien is dit ook de reden dat Judith als ‘Vrouw Estor’ staat aangeduid in de rekesten. Wanneer de situatie anders was geweest, had David immers de verzoeken bij het stadsbestuur ingediend en zou het rekestboek ‘David Estor ende sijn vrouw’ of een vergelijkbare bepaling vermelden. In ieder geval werd het verzoek van Vrouw Estor – voor zover wij op dit moment weten – elke keer ingewilligd.
Dankzij de rekesten uit het archief van het stadsbestuur komen we dus meer te weten over de vroegere inwoners van stad en lande. Natuurlijk blijft er ook nog heel veel voor ons verborgen. Leverde de suiker bijvoorbeeld genoeg op om de schulden af te betalen of stuurde David nog veel vaker suiker naar zijn vrouw? Mogelijk vinden we antwoorden op deze vragen wanneer we de rekestboeken van latere jaren gaan bestuderen. In ieder geval nodigen de terugkerende verzoeken van Vrouw Estor uit om de geschiedenis van deze interessante familie verder te onderzoeken.
Het ABC van Open het Stadsbestuur
Met het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur komen we regelmatig verrassende zaken tegen die eeuwenlang met ganzenveer en kroontjespen door het Groninger stadsbestuur aan het papier werden toevertrouwd. Met het ABC volgen we wekelijks een letter van het alfabet en verbinden daaraan een bekende of veelvoorkomende term uit het archief van het stadsbestuur van 1594 tot 1815. Lees mee met ons ABC.