Hoe werken de Groninger gasthuizen begin achttiende eeuw en wie zijn de bewoners?
Al in de dertiende eeuw waren er in de stad Groningen voorzieningen voor armen, reizigers, zieken en bejaarden. In het begin van de zeventiende eeuw kwamen daar door particulieren gestichte armenhuizen bij. Ook werden toen mensen met geestelijke problemen opgevangen, zoals de nicht van Christiaan Pauwlij, zij was in 1716 'in haar sinnen gekrenckt’ (blz 5).
Lunæ Den 7 Septembris 1716.
Op de ingediende Requeste van de Lieutenant
Christiaan Pauwlij om authorisatie dat
sijn nichte William Kuens wedue, sijne in haar
sinnen gekrenckt, moge worden in Antoni
Gasthuijs, bij provisie bestelt, ter tijt zij tot
beterschap geraekte.
Deze teksten komen uit de rekestboeken en resolutieboeken van het stadsbestuur rond het jaar 1700. In deze boeken staan verzoeken van burgers aan het bestuur van de stad Groningen en afspraken die de stad maakte. Deze teksten geven een beeld van de gasthuizen uit die tijd.
Bestuur gasthuizen
Stad en Lande werd bestuurd door vier burgemeesters en een raad. Elk jaar in februari werden alle taken in de stad en provincie over deze heren verdeeld. Burgemeester Willem Baurmester 'ende zijn Raadtsheeren' hadden het Anthony Gasthuis, het Heiligen Geest Gasthuis (Pelstergasthuis) en het Zeylsgasthuis in de Visserstraat in hun portefeuille.
'De Borgemeesteren ende Raadt' hielden toezicht op de armenzorg. De controle op de boekhouding was ieder jaar bijvoorbeeld heel belangrijk.
Het stadsbestuur zorgde mede voor de organisatie van de gasthuizen. De rechten en plichten van de gasthuizen stonden in een ordonnantie die was opgesteld door het stadsbestuur. Het bestuur van de instellingen werd door het stadsbestuur aangesteld en moest in ‘Curia’ (het stadhuis) een eed afleggen. Een man en een vrouw, vaak een echtpaar, werden aangesteld voor de dagelijkse zorg van het convent, waar orde en tucht dienden te heersen. Deze 'Cockvaar en Cockmoer' moesten dus ook de eed afleggen (blz 39).
Financiën
Inkomsten kwamen onder andere uit de verhuur van landerijen. In tijden van droogte, overstromingen of ziekten waren er helaas minder inkomsten voor de gasthuizen. Daarnaast droegen bewoners die nog konden werken bij aan de kas.
De gasthuizen werden ook nog op een andere manier gefinancierd. De boete ‘poena’ (boete) die betaald moest worden door iemand die een misstap had begaan, kwam deels in de kas voor de ‘gemeene Armen’ terecht. Ook bij bijzondere inkomsten voor de gemeente werd aan de armen gedacht.
Zoals Gerrit Gerrits (blz 31) die met zijn poppenspel een kwart van zijn inkomsten aan de armen moest afstaan:
Op de requeste van Gerrit Gerrits Knoop
te einde hem moge worden geaccordeert.
om in dese merckt met een kleijn poppen
spel voor te staan, alsmede te laten sien
dat 500. pondt met de vlechten van sijn
haijr sal connen optillen.
Het ABC van Open het Stadsbestuur
Met het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur komen we regelmatig verrassende zaken tegen die eeuwenlang met ganzenveer en kroontjespen door het Groninger stadsbestuur aan het papier werden toevertrouwd. Met het ABC volgen we wekelijks een letter van het alfabet en verbinden daaraan een bekende of veelvoorkomende term uit het archief van het stadsbestuur van 1594 tot 1815. Lees mee met ons ABC.
Emmy Woldring, redactielid Open het Stadsbestuur