Zoals in Amsterdam de Nachtwacht rondliep, kennen we in Groningen de ‘Ratelaaren’. Dit zijn de mannen die ’s nachts de stad bewaken en omroepen hoe laat het is. In de Ordonnantie op de ratelwacht in Groningen uit 1732 staat veel over dit beroep beschreven. De ratelaars zijn aangesteld door de Heeren Borgemeesteren en de Raad van Groningen. De ‘huirlingen’ van de ratelwacht moeten in de stad wonen. In Groningen bestaat de wacht uit twee korporaals en vierendertig ratelwachters.
De ratelaars vervullen hun dienst op een van de elf toegewezen plaatsen in de stad en bezetten twee aan twee een wachthuisje met een geopende deur. Tijdens de ronde wordt er gerateld op elke hoek van de straat, tevens na elke vijftig passen. Op de volle uren ratelen de ratelaars en roepen ze met luide stem hoeveel de klok heeft geslagen. Er wordt tevens op toegezien dat de turfwagens op de aangewezen plaatsen staan en ze kijken of de lantaarns en panden niet beschadigd zijn. De tweede man blijft op zijn post met de halve lans aan de voet.
Werktijden
Door het jaar heen wisselen de werktijden van de ratelwachters. Dit heeft te maken met hoe laat de zon opkomt en ondergaat. De ratelwachters waken op de volgende tijden:
- 1 november tot eind februari - 21.00 uur tot 05.00 uur
- 1 maart tot eind april - 22.00 uur tot 04.00 uur
- 1 mei tot eind juli - 22.00 uur tot 03.00 uur
- 1 augustus tot eind oktober - 22.00 uur tot 04.00 uur
Ratelaarskledij
De Corporaals der Ratelaaren dragen een overrok (surtout) en een hoed met een gouden boordsel. De ratelwachters dragen ook een overrok en een halve lans, sabel of een soort degen. De kledij wordt voorgeschreven om de wachters herkenbaar te maken voor de inwoners van de stad. Daarnaast zorgen de ratelwachters voor orde en rust. Indien nodig vangen ze dieven en andere misdadigers en om die reden zijn ze bewapend. Vanaf 1681 wordt hun uitrusting voorzien van een ratel met een draagband over de schouder. In de Napoleontische tijd, in 1813, wordt de ratelwacht opgeheven en moet de politie zorgen voor orde en rust.
Het traktement in 1732 is 8 Carolus gulden per week voor de korporaals. In de zomer moeten zij 1 stuiver laten staan en in de winter 3 stuivers, om daarmee bij te dragen aan een nieuwe uitrusting, die zij elke vier jaar ontvangen. Ook de ratelwachters betalen voor hun uitrusting. In geval van ontslag of sterfte gaat de uitrusting terug naar het stadsbestuur. De ratelaars dragen zorg voor het onderhoud van hun uitrusting en betalen voor ieder stuk dat ‘manqueert’ een ‘poena’ (boete) van 6 stuivers.
Toezicht houden
De ratelaars houden zich ‘praecijselijck’ aan hun opdracht, ’t zij in ‘goedt of quaadt’ weer. Wanneer zij de regels overtreden en hun werk niet goed doen, krijgen ze een boete. De ratelwachten wisselen elke week van district of pand dat ze bewaken en gaan zo de hele stad door. Bij onraad (dieverie, huisbraken, straat-schenderie, geweld, oproer of andere quade daden) die zij zelf niet kunnen weren, moeten ze terug naar hun post om hulp te vragen. Bij drie keer ratelen schieten ook andere wachten te hulp. In geval van brand beginnen ze direct te ratelen, roepen brand en kloppen aan bij een ‘nabuurige’. De opzichters van ‘brandspoijten’ hebben de leiding over het blussen. De ratelaars krijgen wel extra betaald voor hulp bij de bluswerkzaamheden.
Rechten en plichten
Voor en na hun dienst melden de ratelaars zich bij de hoofdwacht. Bij ziekte is het verplicht op tijd te melden dat men niet komt. Niemand mag de ratelwacht in het bedienen van zijn ambt met woorden of werken kwalijk bejegenen of lastigvallen, op straffe van een vierdubbele geldboete. Aan de andere kant moet de ratelwacht nuchter op zijn werk verschijnen, niet vloeken of zich onthouden van werk. De korporaals zien hierop toe en informeren zonder vorm van proces de Raad als iets niet goed is. Op 20 maart 1720 (blz 60-61) lezen we dat ratelaar Pieter Jans is gearresteerd:
Mercurii Den 20 Martij 1720
Gehoort 't rapport van de Heren Raadsheren
Scherff en Veltman welke de officier van
de Hooftwagt. en de Corpraal van de
Ratelaars, Jan Arents hadden verstaan hebben de H.
Heren Borgemeesteren ende Raad gemelte corporaal
angesien de Ratelaar Pieter Jans soo door
den officier in arrest waar genomen eigen-
heerig wederom heeft ontslagen gecondemneert
in de breuke van een pond groot en de
Ratelaar Pieter Jans in drie gulden om dat
in de plaatse van te waken slapende is
bevonden en door de officier wakker gemaakt
sijnde in plaatse van deselve om excuis teversoeken qualijk heeft heeft bejegent, welke breuke
ter præsentie van der Officier van de Wagt in de
armbusse als in de Borger wacht hangt sal
worden geworpen voorts werden boven genoemde Heren
gecommitteerden versocht en gecommitteerd om de
Corporaal benevens de Ratelaar voor haar te
doen komen om deselve des Raads welmeininge
bekent te maken.
Pieter Jans wordt ontslagen en moet een boete betalen. De boete komt in de bus ten goede van de armen van de stad (de ‘armbusse’).
In het boek van het volle recht van de stad Groningen 1475 – 1811 lezen wij meerdere gebeurtenissen, waarbij of de ratelaars of burgers de fout in gaan. Enkele voorbeelden staan hieronder:
- De luitenant Tiberius Aepkens wegens het toebrengen van lichamelijk letsel aan de ratelwachters Jan Geerts, Wilhelmus Idema en Lucas Pieters, 1715 - 1717.1
- De ratelwacht Jan Amhuisen wegens het molesteren van Derk de Vries, 1716.1
- De luitenant Julius Abelaar wegens het molesteren van de ratelwacht Jan Geerts, 1717.1
- De ratelwachters bij de Ossenmarkt wegens het toebrengen van lichamelijk letsel aan de student Jan Rudolf Rubens, 1720.1
- De ratelaar Hendrik van Swol en de torenwachter Cornelius Auwerda wegens het molesteren van de student Willem Decker, 1765.1
Versje uit Voorstellen van ambachten, verhalen voor kinderen (1845):
Schrikt nooit voor den Ratelwacht; Wilt hem veeleer vriendlijk groeten,
Als gij hem, in stillen nacht, Langs de straat eens mogt ontmoeten:
Hij toch wendt zijn best steeds aan, Om op nare en duistre wegen
U gerustlijk te doen gaan, En ontziet nooit wind of regen,
Om, als gij uw nachtrust smaakt, Voor uw veiligheid te zorgen;
Ja, al vriest het, dat het kraakt, Toch waakt hij tot aan den morgen.
Schrikt dan voor geen Ratelwacht; Wilt hem als een' vriend beschouwen,
Aan wiens zorg ge u elken nacht, Met Gods hulp, moogt.
Torenwachter
De stad Groningen heeft, naast de ratelwacht, een torenwachter op de Martinitoren die ‘s avonds en ’s nachts toezicht houdt. Het is zijn taak om een brand zo snel mogelijk te signaleren. Bij brand wordt een brandsignaal op de brandhoorn geblazen en wordt een vlag uitgehangen in de richting van de brand. In de 15de en 16de eeuw wordt er ook op de trompet geblazen en de vlag uitgehangen in de richting waar bewegingen buiten de stad zijn. Alles wat de stad nadert en de torenwachter verdacht toeschijnt, zoals troepenbewegingen in de nabijheid van de stad, kondigt hij tijdig aan.
De laatste torenwachter van de Martinitoren in Groningen (en van vermoedelijk van heel Nederland) is Jan Koop Sjoerts. Van 22.00 uur tot zonsopgang blaast hij elk kwartier op zijn trompet. In 1921 gaat Jan Koop Sjoerts met pensioen na een dienstverband van 31 jaar. Aan de eeuwenlange traditie van torenwachters komt dan een eind.
Bron
B.D. Poppen - Transcriptie van de Ordonnantie op de ratelwacht in Groningen
Het ABC van Open het Stadsbestuur
Met het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur komen we regelmatig verrassende zaken tegen die eeuwenlang met ganzenveer en kroontjespen door het Groninger stadsbestuur aan het papier werden toevertrouwd. Met het ABC volgen we wekelijks een letter van het alfabet en verbinden daaraan een bekende of veelvoorkomende term uit het archief van het stadsbestuur van 1594 tot 1815. Lees mee met ons ABC.
Emmy Woldring, redactielid Open het Stadsbestuur