In de blog A van A-kerk schreef redactielid Elly Yilmaz over de diverse schades die de A-kerk gedurende de eeuwen opliep. Deze blog begint waar haar blog eindigde: ‘Toen in 1710 de toren spontaan weer in elkaar stortte, heeft het stadsbestuur het weer laten opbouwen.’
Op 28 april 1710 vinden we in het resolutieboek van 1707 tot 1711 (blz 449) de eerste vermeldingen over de ingestorte kerk en toren. Er werd gelijk gesproken over het herstel. De ‘Zuydermuur’ was nog intact, maar moest toch worden afgebroken. Wat er nog meer gebeurde kort na de instorting, ontdekken we binnenkort, als we dit boek gaan transcriberen. In deze blog vertel ik over het herstel van het uurwerk.
Reparatie
De herstelwerkzaamheden van de A-kerk en toren, waaronder het herstel van het uurwerk, namen jaren in beslag.
In het resolutieboek van 1711 tot 1714 (blz 473) vinden we een soort alfabetische lijst met actiepunten, met onder de letter ‘U’ het beschadigde uurwerk van de A-toren. Achter de reparatie van het uurwerk zit een zoektocht naar een geschikte uurwerkmeester om de klus te klaren.
Uirwerk beschadigde in A.
toorn te laten repareren
15 Junij 1713. (blz 473)
Het uurwerk
Een uurwerk was, zeker aan het begin van de 18e eeuw, een zeer geavanceerde, complexe constructie van tandwielen en ander ijzerwerk. Slechts enkelen hadden de kennis hierover en konden een uurwerk maken en repareren. De klokken werden tot 1800 uitsluitend met de hand gemaakt door meester uurwerkmakers. Torenuurwerken bestonden ongeveer vanaf de 14e eeuw en zijn vermoedelijk ontstaan in kloosters. De torenklok had een grote maatschappelijke functie in de stad. Door de wijzerplaat en het slaan van de klok waren de Groningers op de hoogte van de tijd. Dit was bijvoorbeeld belangrijk voor het openen en sluiten van de stadspoorten.
Kostbaar aanbod uit Zwolle
Het was niet ongebruikelijk dat hulp van buiten de provinciegrenzen werd ingeroepen. Jakob Sprakel, van de bekende klokkenfamilie uit Zwolle, werd naar Groningen gehaald. Het stadsbestuur wilde hem spreken over de reparatie van het uurwerk.
Waar over gedelibe-
reert sijnde hebben de H. Heeren Borgemeestereren
ende Raadt de Edele Erentfeste Heer Presiderende Borgemeester Schaij
ende sijn Edelheits Assessoren versoght ende geauthoriseert
om den selven Sprakel ten eersten te ontbie-
den ende met hem over de reparatie en de vervaar-
dinge van het werk te accorderen.
Op 15 juni 1713 (blz 291) kwam Jakob Sprakel naar Groningen en maakte hij de balans op. Na de bezichtiging kwam hij op een bedrag van 2500 carolus gulden voor het maken en repareren van het uurwerk. Een behoorlijk bedrag. De Burgemeesters en Raad besloten daarom op 30 juni 1713 (blz 297) verder te zoeken naar een andere bekwame ‘horlogiemaker’:
boumeester A Meijer de verteringen ter sijner logement
gedaan te betalen, ende hem voor heen ende wederom
reijse te contenteren, voorts de Heeren Raadts Ge-
committeerden, versoght ende geauthoriseert om haar
omtrent de reparatie en onkosten van dien bij een ander
bequaam persoon nader te informeren ende met
den selven in dien met meerder menage konde
sijn, andersints met den selven Sprakel nader
te convenieren ende sluijten.
‘Quaadwillige’ uurwerkmaker
Op 13 december 1713 (blz 297) lezen we dat Burgemeesters en Raad in zee willen gaan met de stadsuurwerker Jan Caspoel:
Bevorens wel met Spra-
kel van Swol [Zwolle] hadden gesproken, dogh den
selven oock te kostbaar gevonden onderlingh nader hadden
gebesoigneert.
In tegenstelling tot Jakob Sprakel hoefden er geen reiskosten worden betaald, want Caspoel woonde in Groningen. Hij was tevens verantwoordelijk voor het uurwerk in de Martinitoren.
De samenwerking met Caspoel verliep op z’n zachtst gezegd moeizaam. Toen het ‘horlogie’ van de toren werd geplaatst, zou Jan Caspoel ‘quade bejegeningen’ hebben gemaakt tegen de stadsbouwmeester. Hij werd op het matje geroepen bij Burgemeesters en Raad om tekst en uitleg te geven.
Voorts Sijn Edele versocht en gecommit-
teert, om Jan Caspoel Meester horologiemaker voor Sigh
te ontbieden, en des Raadts welmeininge bekent te maken,
omtrent de quade bejegeningen
Op 10 december 1715 volgde Caspoels ontslag vanwege ‘sijn traegheijt’ en ‘wederstreven’, oftewel tegenstribbelen. Het was niet mals wat het stadsbestuur vervolgens over hem noteerde:
deselve Caspoel in plaatse van te voldoen
aen sijn plight ende verbintenissse, nonchaleerde ende kleijn-
agtende alle de vermaningen ende anspooringen, die sij hem ge-
daan hadden Dies waren Sij Heeren genoodtperst geworden
nae andere personen om te sien, op dat niet het werck door
sijne quaadwillige ongehoorsaamheijt, ende nae sijn goedt-
vinden wierde vertraaght, daar toe hadde sigh een bequaam
persoon angeboden, die oock desen morgen het werck hadde
besigtight, ende gepræsenteert het selve tot genoegen van
den Raadt te perfecteren, met soo veele spoedt als immer
mogelijck.
Allert Jans laat de klok weer luiden
In de Rekening van uitgaven voor de herbouw van de A-kerk en ingestorte toren (1710-1718) lezen we dat nog op dezelfde dag, 10 december 1715, Allert Jans werd aangesteld om het uurwerk dan uiteindelijk écht te repareren. Dit deed hij waarschijnlijk naar wens, want hij komt verder in de boeken niet meer voor.
Wel lezen we dat op 14 december 1717 (blz 314) zijn contract werd verlengd om zich te ontfermen over het uurwerk en deze te bedienen:
Allert Jans te contenteren
voor het 2 jarigh bedienen
van 't uirwerk in A toorn.
Een jaar later werden er met Allert Jans nog altijd zaken gedaan. Hij ontving jaarlijks 75 carolus gulden voor het ‘onderhoud van 't uurwerk als opwinden besorgen van olien’. Eind goed al goed.
Het ABC van Open het Stadsbestuur
Met het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur komen we regelmatig verrassende zaken tegen die eeuwenlang met ganzenveer en kroontjespen door het Groninger stadsbestuur aan het papier werden toevertrouwd. Met het ABC volgen we wekelijks een letter van het alfabet en verbinden daaraan een bekende of veelvoorkomende term uit het archief van het stadsbestuur van 1594 tot 1815. Lees mee met ons ABC.