De y en de lange ij komen we tegen bij halmeester Derck van Yborgh, of IJborgh, in het rekestboek van 1722 – 1724 (blz 330). Wie was Derck van Yborgh? En hoe werd hij halmeester?
Het verzoek
Harmanna Borgesius diende op 14 mei 1723 (blz 329-330) een verzoek in bij het stadsbestuur, omdat zij ‘ongeluck gehadt hebbende van haar Eheman onlanghs te verliesen’ en niet in staat was om het ‘Hallmeesterschap’ van haar overleden echtgenoot, Jannes Liefting, over te nemen. Ze droeg daarom Derck van Yborgh voor.
Gedeeltelijke transcriptie van bovenstaande afbeelding:
[...] als dat Derck van
IJborgh sigh hadde gepresenteert om de Halle op
deselve conditien als wijlen Remonstrantes Eheman
deselve hadde gehadt, te huiren […]
Het stadsbestuur ging akkoord, de weduwe werd ontlast van het halmeesterschap en Van Yborgh werd aangesteld.
Van Yborgh
In welk jaar Derck van Yborgh geboren is weten we niet. Er is geen doopakte bekend. Wel weten we dat hij op 28 maart 1705 trouwde met Aafje van Donderen. Samen kregen zij zeker drie kinderen: Peter (Pieter), Jannes en Annigje (Anna). De Lieftings en de Van Yborghs moeten een goede band met elkaar hebben gehad, aangezien Derck van Yborgh het halmeesterschap van Liefting overneemt wanneer hij komt te overlijden. Elf jaar nadat Derck van Yborgh halmeester werd, in 1724, huwde zoon Peter Catharina Barbara Liefting uit Rottum. Jannes Liefting en Harmanna Borgesius waren de oom en tante van Catharina.
Stadshal
Groningen was van oudsher geen bekende lakenstad. In de middeleeuwen, toen de lakennijverheid opkwam, speelde Groningen hier geen rol in. Groningen moest het van import hebben. Na de reductie van Groningen in 1592 (het einde van de Spaanse overheersing) en de toestroom van Vlaamse en Franse protestanten kende de industrie rond laken en andere stoffen toch een bloeiperiode in Groningen. Er kwam een speciale hal voor de verkoop van stoffen. Deze stadshal werd gevestigd in de voormalige vleeshal aan de Brede Markt (de huidige Grote Markt), vlakbij het Goudkantoor. Hier werd onder andere wol, linnen en laken verkocht. Laken was een populair product, omdat het warm en zeer sterk was. De stof bestond uit wol dat eerst werd geweven en vervolgens vervilt.
Halmeesterschap
In de verordening op de stadshal uit 1732 stonden alle (herziene) regels over de verkoop van laken en andere stoffen beschreven. De hoofdregel was duidelijk: alle mogelijke stoffen (van laken tot wol) uit alle windstreken (van Münster tot Schotland) mochten alleen in de stadshal worden verkocht. De halmeester was zelfs woonachtig in de stadshal. Hij moest ervoor zorgen dat de verkoop soepel verliep. Zo wees hij de koopmannen hun standplaats aan en trad hij op bij verkoopgeschillen.
Met de opheffing van de gilden aan het einde van de 18e eeuw kwam er een einde aan alle verplichtingen rond de verkoop in de lakenhal, al bleef het gebouw nog wel enige tijd als verkoophal bestaan. Eind 19e eeuw werd het gebouw gesloopt. Een erg imposant gebouw is de lakenhal nooit geweest. Het was volgens Mr. J. A. Feith (1858-1913), de bekende vroegere rijksarchivaris van Groningen, ‘buitengewoon leelijk. […] Een huis zonder de minste versiering, zonder eenig spoor van stijl, saai en nietszeggend’.
Het ABC van Open het Stadsbestuur
Met het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur komen we regelmatig verrassende zaken tegen die eeuwenlang met ganzenveer en kroontjespen door het Groninger stadsbestuur aan het papier werden toevertrouwd. Met het ABC volgen we wekelijks een letter van het alfabet en verbinden daaraan een bekende of veelvoorkomende term uit het archief van het stadsbestuur van 1594 tot 1815. Lees mee met ons ABC.
Jeltsje van der Mark (stagiair Communicatie en Open het Stadsbestuur) en Rixt Zuidema (Publieksadviseur Groninger Archieven). Met dank aan Nick Bolhuis.