Dit jaar herdenken we het rampjaar van 1672, nu 350 jaar geleden. De Republiek werd van alle kanten aangevallen, ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’. De legers van de bisschoppen van Münster en Keulen vielen het gewest Groningen binnen. Bekend is vooral het beleg van de stad Groningen dat na ruim vijf weken werd opgeheven. De stad hield stand en ‘Bommen Berend’, zoals de bisschop van Münster na die tijd werd genoemd, trok zich terug. Dit vieren we elk jaar op 28 augustus tijdens het Groningens Ontzet. Maar ondanks dit succes zou de echte bevrijding van onze hele provincie nog meer dan een jaar op zich laten wachten. Over de aanloop en gevolgen van het conflict, die nog lang zouden doordreunen, en over wat er in de rest van onze provincie gebeurde, gaan de blogs die we dit jaar publiceren.
We maken een tijdlijn met relevante gebeurtenissen in 1672 aan de hand van vondsten in duizenden pagina’s oud handschrift. Deze pagina’s komen uit het archief van het Groninger stadsbestuur (1594-1815). De handschriften zijn door deelnemers aan het Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur omgezet naar getypte tekst waardoor ze voor iedereen beter leesbaar en doorzoekbaar zijn. Zo ontstaat een beeld van wat er zich in 1672 op militair gebied afgespeelde en wat de gevolgen waren voor de Groninger bevolking.
We trappen af met de eerste vermelding in 1672 die wij, in het licht van de gebeurtenissen, konden vinden: een brief die bij het Groninger stadsbestuur binnenkomt over de militaire aanwezigheid in de vesting Bourtange.
De datum
De brief is gedateerd op 6 januari 1672 (1605-220, blz 4). Omdat uit andere brieven in hetzelfde archief blijkt dat de oude Juliaanse tijdrekening is gebruikt, zou het volgens onze huidige Gregoriaanse kalender om (zaterdag) 16 januari kunnen gaan. Aangezien in de brief niet expliciet aangegeven is welke kalender wordt gebruikt en evenmin de dag van de week is vermeld, ontbreekt zekerheid daarover.
Transcriptie van bovenstaande afbeelding/ brief:
Edele Moogende Heeren.
Mijn Heer. Alsoo een Soldaet vande
Companie van Capitain Lauder voor Schelm
was wegh geloopen ende Geattrappeert
is gewoorden, daervouer bijden Chrijgs-
raedt gecondemneert om gewippt
te woorden soo ist mijn Oottmoedigh
versoeck U Edele Moogende gelieve
ons toe te laeten coomen U Edele Moogende
Scherprechter om de Sentencie te
Excutteeren sal goede sorge draegen
dat den Scharp rechter geen onheijll
over compt, U Edele Moogende Goetheijt
in deesen verwachende tot Meijnte-
nue vande Miletaijre Disciplijne
verblijve Hiermeede.
Eedele Moegende Heeren.
U Edele Moegende Oottmoedige
ende Gehoorzaemen Dienaer
Gerrit v Amama.[Marge:]
Bourtangen den 6.
Jannewarij 1672.
De brief
Uit de inhoud van de brief blijkt de desertie (‘voor Schelm wegh geloopen’) van een soldaat uit de compagnie van kapitein Lauder, die gelegerd is in het fort Bourtange in Westerwolde. De soldaat is in de kraag gevat (‘geattrappeert’) en door de Krijgsraad veroordeeld (‘gecondemneert’) ter handhaving (‘Meijntenue’) van de ‘Militaijre Discipline’.
Als straf zal hij ‘gewippt’ worden. Dit duidt niet op oneervol ontslag, maar op een type lijfstraf door onderdompeling in water, een soort van kielhalen op het droge.
In de brief komen drie hoofdrolspelers voor. Dit drietal stellen we aan u voor.
De scherprechter
In de brief wordt het stadsbestuur gevraagd of de scherprechter - de beul dus - naar Bourtange kan worden gestuurd om deze lijfstraf te voltrekken. Dat hier de stadsbeul wordt gevraagd en niet iemand uit de eigen militaire gelederen, heeft vooral een praktische reden. De stad - ook de baas in Westerwolde - had voor dit soort klussen iemand in dienst. Die scherprechters genieten trouwens een wat dubbele status, een wonderlijke mix van ontzag en afschuw. Er hangt namelijk een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid aan het werk van deze ambtenaren. Naast de koelbloedige klussen, voeren ze als kleine zelfstandigen ook wel helend chirurgijnswerk uit (bloedaflaten en breukzettingen). De scherprechters zijn namelijk uitstekende kenners van het menselijk lichaam.
De briefschrijver garandeert dat de scherprechter in deze kwestie niets zal overkomen. En dat was niet zonder reden. Zonder die bescherming, komen beulen er soms zelf niet zonder kleerscheuren van af. Vooral bij een executie van een sympathiek persoon of in geval van een alom onrechtvaardig geachte straf, kan de volksoploop bij zo’n publieke terechtstelling zich nog wel eens tegen de uitvoerder (‘don’t kill the messenger’) keren. Zullen ze in 1672 nog een ‘actieve herinnering’ hebben gehad aan de gebeurtenissen van 28 november 1665, toen de beul door onkunde twee onthoofdingen verprutste? Hij vluchtte destijds met bebloed zwaard vanaf het schavot op de Grote Markt het Herenwijnhuis binnen en wist zo ternauwernood aan de woedende meute te ontkomen.
De schrijver
De schrijver van de brief is Gerrit (Jochums) van Amama. Hij is in 1625 geboren in Leeuwarden en een telg uit een vooraanstaand Fries geslacht. Net de twintig gepasseerd, legt hij al zijn eed af als kapitein in het Friese Nassause Regiment. Kort daarvoor, in 1645, trouwt hij in Bourtange met Bennu Jurjens van Vierssen. Op één kind na (Joachim, die door zijn militaire heldendaden nationale roem zou vergaren) overlijden al hun kinderen voor hun volwassenheid.
Uit ingekomen brieven in het archief van stadhouder Willem Frederik, weten we dat Gerrit in 1656 al commandeur van fort Bourtange is: een functie die hij met tussenpozen ook in latere jaren bekleedt. En als bevelhebber van die vesting maakt hij in 1665 voor het eerst kennis met het invasieleger van de Münsterse bisschop Bernard von Galen, de man die we sinds zijn hernieuwde poging in 1672 en zijn beleg van stad Groningen, kennen als ‘Bommen Berend’.
Blijkens de brief is hij begin 1672 dus nog vestingcommandant in Bourtange. Enkele maanden later echter, op 23 mei, gaat het commando tijdelijk over op de onwankelbare 'Bourtanger held', Bernard Johan Prott. Weliswaar keert Gerrit van Amama in november 1673 terug in Bourtange, maar is daar als commandant niet langer onomstreden. Na een handgemeen tussen Friese en Groningse garnizoenssoldaten, wordt hij in 1674 ontheven van zijn taak en krijgt hij een post in Heerenveen toegewezen. Hij overlijdt op 14 november 1677 in Leeuwarden en wordt in Sloten begraven.
De soldaat
Over de soldaat in kwestie weten we weinig. Alleen dat hij is gelegerd in Bourtange en deserteert. Zijn naam, leeftijd en motieven blijven voor ons onbekend.
Over de strafmaat voor zijn vergrijp, beslist de Krijgsraad. Bij criminele zaken bestaat deze in die tijd uit het Provinciaal Krijgsgericht, aangevuld met een tiental militairen. Opmerkelijk is dat de soldaat in kwestie er dit keer met een relatief lichte straf afkomt en niet de gebruikelijke doodstraf krijgt. In militaire kringen is desertie namelijk een zwaar vergrijp. Het zou anderen ertoe kunnen aanzetten ook proberen te vluchten. Helaas ontbreekt het vonnis in dit verhaal, zodat we de grondslag voor de uitspraak niet kunnen achterhalen. Zijn er misschien verzachtende omstandigheden? Of kan men onder dreiging van vijandelijke invallen op dat moment geen enkele soldaat in de vesting missen? Laat u in elk geval niet teveel leiden door het gebruikte scheldwoord ‘schelm’. Eerder had dit namelijk ook wel een negatievere betekenis in de zin van ‘schoft’. Enfin, u mag het zeggen.
Ondanks dat er informatie mist en vragen onbeantwoord blijven, biedt de brief toch voldoende houvast voor het schrijven van een stukje als dit. Misschien krijgen we met verder onderzoek, transcriptievondsten en andere microgeschiedenissen de ontbrekende stukjes van de puzzel nog eens compleet.