Zoals ieder jaar wordt ook op 1 januari 2023 een groot aantal archiefstukken openbaar. Dit jaar belichten we een stuk uit het archief van de Directeur van de Strafgevangenis te Groningen, 1884-1961.
‘In iedere familie zit wel een zwart schaap’, kent u die uitdrukking? Het is vast ook wel waar, al moet je daarvoor soms diep graven in de familiegeschiedenis. Als medewerkers van de Groninger Archieven de provincie introkken voor cultuurhistorische marktdagen, ‘scoorden’ zij altijd behoorlijk met hun papieren klapper met registers van gedetineerden, 1670-1887. Menig bezoeker vond zo een voorouder die iets op zijn of haar kerfstok had gehad. Op de bijgeleverde microfiches, dunne plaatjes met een aantal bladzijden tekst, kon men vervolgens bekijken waarvoor de betrokkene voor korte of langere tijd in de gevangenis had gezeten.
Doorgaans werd zo’n vondst dan met een glimlach begroet. Het was klaarblijkelijk niet heel erg als dat in een grijs verleden had plaatsgevonden. En al helemaal niet als het om een relatief ‘licht’ vergrijp ging, zoals landloperij, smokkel, stroperij of een kruimeldiefstal. Enig begrip voor de overtreding zal ook te maken hebben met het besef van de zware leefomstandigheden waar veel van onze voorouders vroeger mee te kampen hadden. Het was ‘gewoon’ geschiedenis geworden en leverde bovendien een sappig familieverhaal op. De krenten in de pap, zullen we maar zeggen.
Als het dichterbij komt, ligt het vaak wat gevoeliger. Daar praten we dan liever niet over, zeker niet als het iemand betreft waar we nog een ‘actieve’ herinnering aan hebben. Vanwege vastgelegde regels over de privacy van (mogelijk) nog levende personen, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), is de kans daarop vrij gering. Zo worden archiefstukken, zoals het pas openbaar geworden Register van gedetineerden, 1920-1922, pas na 100 jaar openbaar gemaakt. Echter, de jongst genoemde gevangenen in deze registers zijn geboren in 1904. Wellicht is dit het gevolg van de invoering van het jeugdstrafrecht in 1905. Hierdoor kwamen kinderen onder de 18 jaar in veel gevallen niet meer terecht in een reguliere gevangenis.
Onno Bronsema
De 18-jarige Onno Bronsema is een van de jongste gevangenen die in het register voorkomt. Hij verruilde op 12 december 1921 zijn woning in Delfzijl voor de Strafgevangenis aan de Hereweg. Drie dagen water en brood als straf voor een ‘eenvoudige’ belediging.
Het hoe en waarom is vrij gemakkelijk te achterhalen. Via de alfabetische index van strafzaken die behandeld zijn door de Arrondissementsrechtbank Groningen tussen 1914 en 1924, vinden we achter de naam het (rol)nummer waaronder men de zaak destijds behandelde. In dit geval nummer 395. In dezelfde inventaris, onder de vonnissen van 1921, kan aan de hand van het rolnummer het vonnis gevonden worden. Daaruit blijkt dat Onno in augustus 1921 tijdens een volksoploopje in zijn woonplaats een steen naar twee sergeanten van de militaire politie had gegooid onder het toewerpen van de volgende beledigende woorden: “kwajongens, rotzakken, lafaards, landopvreters”. Nee, met het gezag viel niet te spotten. Aan de hand van het bijgevoegde signalement kunt u overigens nog even controleren of het hier een echte ‘boeventronie’ betrof.