Zaterdag 12 oktober 2019 is de Dag van de Groninger Geschiedenis. Deze dag staat in het teken van Zij/Hij, het landelijke thema van de Maand van de Geschiedenis. Hoewel ‘Hij’ in de resolutieboeken, rekestboeken en andere getranscribeerde stukken uit Maak Geschiedenis Open het Stadsbestuur (1594-1815) domineert, komen we wel degelijk Zij-fragmenten tegen. In deze blog een paar voorbeelden die we samen met vrijwilligers zijn tegengekomen.
Vrouwelijke cherchers
De werkende vrouw vinden we bijvoorbeeld in het resolutieboek over de periode 25 oktober 1719 – 4 november 1723. We lezen een rijtje personen die als ‘chercher’ de eed afleggen. Het valt op dat er ook vrouwen tussen staan:

“De cherchers Hindrik Rensen, Catharina
Brinks, Albert Bruinink, Anna Jans en
Jantjen Geerts nevens de Mulders Jan Da-
vid en Hindrik Maritte hebben op heden
den gewoonlijken eed op haare bedienin-
ge slaande in curia gepresteerd.”
Op 25 juni 1628 werd besloten dat er cherchers moesten worden aangesteld. Een chercher was een door de Groninger provinciale overheid aangestelde ambtenaar, die toezicht moest houden op de belastinginning bij de molens om belastingontduiking en fraude tegen te gaan.[1] Al enkele jaren later werden vrouwen aangesteld als chercher.[2] Ook werkten echtparen gezamenlijk als chercher en mochten vrouwen het werk voortzetten wanneer hun echtgenoot overleed. De cherchers woonden altijd vlakbij de molen.[3]

Voogdessen van het Burgerweeshuis
Begin achttiende eeuw kende de stad verschillende weeshuizen, zoals het Burgerweeshuis (Roode Weeshuis) en het Groene en Blauwe gecombineerde kinderhuis. Dagelijks contact hadden de wezen met de weesouders. Dat was een echtpaar, die ook wel de binnenvader en binnenmoeder genoemd werden. Zij waren dag en nacht betrokken bij de kinderen en (bovendien) verantwoordelijk voor de opvoeding. Daarboven stonden de voogden en voogdessen. Zij kwamen veelal uit de gegoede burgerij en hadden de voogdij. Ze lieten zich waarschijnlijk weinig zien in de weeshuizen. De voogden beheerden de financiën en hadden een grote beslissingsbevoegdheid. De voogdessen controleerden bijvoorbeeld of het eten goed werd bereid.[4]
In het resolutieboek (28 november 1714 – 23 oktober 1719) vinden we een rijtje ‘Moeders’, oftewel voogdessen van het Burgerweeshuis. Zij kregen toestemming van de vier burgemeesters van de stad om hun werk voort te zetten. Opvallend is dat het allemaal weduwen waren:

Vroedvrouwen en vrouwen met een ‘oneght kind’
Dat het leven voor vrouwen hard kon zijn, blijkt uit een verzoek op 10 juni 1720 . Lijsabeth Michiels beviel van een ‘oneght kind’ en moest hiervoor een boete van 50 gulden betalen. Zij kon dit bedrag niet opbrengen en verzocht het Stadsbestuur op 10 juni 1720 de boete kwijt te schelden zodat zij ‘vrie en onverhindert’ in de stad kon wonen. Het Stadsbestuur wees haar verzoek echter af en verbande haar. Het is aannemelijk dat het niet goed met haar en haar kind is afgelopen.
Dat het Stadsbestuur onverbiddelijk is tegenover buitenechtelijke activiteiten blijkt ook uit dit plakkaat:
(…)en dat tot dit quaad mede anleydinge zouden kunnen geeven / de min exacte en rigoureuse executie der poenaliteit vervat in het 3de Art. Onzer Stads Constitutien van Hoererij etc tegens die geene zo op voorgaande Trouwbeloften vleeschelijke Conventatien met elkanderen hebben gehad / en sigh binnen ses weeken niet behoorlijk laaten copuleren, Veroorzaakt door de nalatigheid van die geene welke van de geboorte dusdaniger Onechte kinderen bequaam en verpligt zijn / aan den Gereghte kennise te geeven

Het plakkaat vervolgt met een passage over de rol van de vroedvrouwen die verplicht werden om onechte kinderen aan te geven. Toen het archief van het Stadsbestuur werd geïnventariseerd werden deze zogenaamde vroedvrouwenbriefjes ontdekt. Eén van deze briefjes vertelt het schrijnende verhaal van Jana Jans. Zij beviel in 1805 op de drekstoep van een onecht kind. De drekstoep was de plek waar al het afval van de stad werd overgeladen in schuiten die het naar de veenkoloniën brachten, waar het als bemesting werd gebruikt.
Vondsten van deelnemers
Ook deelnemers van Open het Stadsbestuur vonden fragmenten over vrouwen in het Stadsbestuur. Hieronder een aantal vondsten:
Zo staat er een behoorlijk aantal vrouwen in het rekestboek over de periode 12 november 1718 – 15 augustus 1720. Zij doen allerlei verzoeken aan het Stadsbestuur. Zoals Ebeltijn Peters, weduwe van Meene Willems, die de huur niet meer kan opbrengen door de schade die zij heeft geleden vanwege de Kerstvloed van 1717. De 20-jarige Annegien Tobias die zich meerderjarig wil laten verklaren. En Tietien Nannes, waar wij eerder een blog over schreven, die een collecte wil houden om haar zoon te bevrijden die door ‘Algierse roovers’ werd ontvoerd.
Een deelnemer kwam in het resolutieboek op 15 februari 1724 een fragment tegen over de weduwe van Hindricks Jans Nauta en haar zoon. Zij kreeg het octrooi op het maken van zeep en mocht dit de daaropvolgende 25 jaren doen. Wel werden er enkele eisen gesteld. Zo moest de zeep van zuivere olie worden gemaakt en mocht de zeep niet duurder zijn dan de ‘Hollandse Zeep’.
Ook stuitte een deelnemer op het volgende fragment uit het resolutieboek:
Mercurii den 15 decembris 1717.
De H. Heeren Borgemeesteren ende Raadt permitteren de Stadts druckersche de weduwe van doctor Barlinckhof de Stadts nieuwe constitutien van de jaren 1689 en 1701 op hare te kosten te mogen herdrucken.”
Doctor Barlinckhof was de stadsdrukker en drukte bijvoorbeeld plakkaten, ordonnanties (reglementen) en andere publicaties voor de stad. Doctor Barlinckhofs weduwe, Gesina Elama, zette de drukkerij voort na het overlijden van haar echtgenoot.
In een boek met gebundelde ordonnantiën staat onderaan steevast de stadsdrukker vermeld. Toen Barlinckhof overleed, in 1717, drukte Gesina Elama onder haar eigen naam. Soms als ‘By de Weduwe van Joh. Barlinckhof’, maar ook als ‘By Gesina Elama’. Waarom de herdruk van de constituties uit 1689 en 1701, uit bovenstaand fragment, niet worden betaald door het Stadsbestuur is onduidelijk. Wellicht een spoor om verder te onderzoeken?
Bronnen
- [1] B.D. Poppen, Aangestelde cherchers of opzichters voor de belasting op het gemaal in de provincie Groningen, 1629-1809 (Uithuizen 2013). 1. Groninger Archieven (1957-28191)
- [2] B.D. Poppen, De belasting op het gemaal in Stad en Ommelanden, 1594-1856 (Uithuizen 2004) 27-28. Groninger Archieven (1957-21971)
- [3] Canaletto, e.a. De kaart van Egbert Haubois. Spiegel van wens en werkelijkheid 142. Groninger Archieven (1769-11443)
- [4] Paul Holthuis, Roode Wezen in Groningen (Groningen 1999) 135-136. Groninger Archieven (1769-19153)