Dankzij het Maak Geschiedenisproject Lidmaten gezocht, wordt AlleGroningers.nl aangevuld met nog meer waardevolle informatie. Familieonderzoekers zijn er blij mee. Vandaag wat Harenaren kunnen vinden in deze uitbreidende bron.
Het Wassenaar van het Noorden en De groene parel van het Noorden, zo wordt Haren wel genoemd. Voornamelijk door Harenaars zelf wellicht. Anders dan andere Groningse dorpen is Haren zonder enige twijfel. Op een zonnige zondagmiddag zie je ze nergens anders in de provincie zo flaneren; de in nette kleren gestoken stellen, hun dito kinderen en de bijpassende labradoodle. Dat beeld tref je niet snel in Baflo of Bellingwolde.
De stad Groningen werd ooit als een Drents hoofd op een Fries lichaam beschreven. Dan mag Haren echt een Drents dorp worden genoemd. Het gezag wordt er tot de negentiende eeuw niet uitgeoefend door een redger naar Gronings model, maar door een schulte, zoals in Drente. In Haren werd het dorp bestuurd door de gezworenen, een functie die grofweg te vergelijken is met die van een gemeenteraadslid en wethouder. Het Drentse karakter blijkt mede uit het voorkomen van typisch Drentse namen als Carsten, Luinge en Homan op de lidmatenlijsten. Namen van stad-Groninger elite komen we alleen tegen als eigenaren van boerderijen die door lidmaten bewoond worden. Pas in de negentiende eeuw komt Haren in beeld als aantrekkelijke woonplaats voor prominente en vermogende Groningers.
Als dominee Meinard Cock in 1704 zijn intrek neemt in de pastorie van Haren wil hij de administratie grondiger aanpakken dan eerdere predikanten. Hij begint met het vastleggen van de nog levende lidmaten die in de tijd van zijn voorgangers Brucherus, Trommius, Gansevoort en Stegnerus belijdenis hebben gedaan of met attestatie (bewijs van lidmaatschap) van elders zijn gekomen. Uiteraard noteert Meinard ook de lidmaten die tijdens zijn eigen ambtsperiode worden aangenomen.
Goed voorbeeld doet ook hier goed volgen. Vanaf 1704 worden de nieuwe lidmaten door de elkaar opvolgende predikanten keurig ingeschreven. Meinard gaat zijn kudde systematisch bij langs. Te beginnen met Jan Christoffers van Boekeren, hij was al haast een halve eeuw lidmaat en stierf in 1708 ‘oud 94 a 95 jaren’. Overlijdensjaren worden wel vaker genoemd bij de Harense lidmaten. Net als beroepen, plaatsen van herkomst en nieuwe bestemmingen van vertrekkende lidmaten. Prachtige aanvullende informatie voor genealogen.
Sommige Harense families zijn opvallend honkvast. Oude plaatselijke namen als Rummering en Knotte zien we regelmatig terug. De Abbrings spannen echter de kroon. Deze familie mag zich tot de genealogisch meest complexe clans van de provincie rekenen. Het veelvuldig en vaak gelijktijdig voorkomen van meerdere Abbrings met de voornaam Luitje maakt de zaak er niet overzichtelijker op. Ook het herhaaldelijk vererven van de naam via de vrouwelijke lijn maken het samenstellen van een genealogie nogal ingewikkeld. En dus ook hartstikke leuk! Al in de vijftiende eeuw komen er Abbrings voor in Onnen, een buurtschap zo klein dat het nooit een kerk of kapel bezeten heeft. Wonderlijk genoeg wonen er anno 2020 nog steeds nakomelingen met de naam Abbring in datzelfde Onnen.
Het kwam regelmatig voor dat mensen vanuit Duitsland naar Nederland kwamen om een aantal jaren later weer terug te keren naar hun vaderland. Het precieze waar en wanneer blijft vaak onduidelijk. In sommige gevallen brengt de lidmatenadministratie nauwkeurig in beeld wanneer iemand kwam en terugging. In maart 1745 komt Lambert Smithuijs van Ulsen (net over de Duitse grens bij Ootmarsum) naar Haren. In 1750 vertrekt Lambert weer naar Emlencamp. Dit is het huidige Emlichheim, niet ver van Ulsen gelegen. Een mooi voorbeeld van emigratie en remigratie.
Nog een aardig geval, Haren kent er meerdere. In 1704 wordt Aaltien Janssen lid van de kerkelijke gemeente te Haren. Aaltien ‘diend in de Jagt-wagen’, later bekend als Hotel Horst. De naam van een herberg dus, toch een plek van werelds en soms onzedelijk vertier. Dat komen we niet zo vaak tegen in lidmatenlijsten.
Een mogelijk uniek verschijnsel binnen de Groningse kerspels is dat vanaf 1779 de leeftijd dan wel de doopdatum van nieuwe lidmaten vermeld wordt. Daarmee krijgen we een beeld van hoe oud iemand was bij het doen van belijdenis in die tijd. Twintigers en dertigers vormen de meerderheid. Toch zijn ook verschillende gemeenteleden al in de 40 of 50 als ze belijdenis van hun geloof doen. Men nam die stap klaarblijkelijk uiterst serieus.
Zien we nu iets terug van Harense eigenheid en eigengereidheid in de lidmatenlijsten? Toch wel een beetje. Zo worden de kenmerkende Drents aandoende ambtstitels van eerdergenoemde schulte en gezworene zorgvuldig vermeld bij iedere lidmaat (of diens echtgenote) die daar recht op heeft. Je zou haast vergeten dat het de machtige Stad Groningen was die vroeger in Haren de kerkelijke en wereldlijke touwtjes stevig in handen had. Met de hoogoplopende twisten over het samengaan van de gemeente Haren met de gemeente Groningen nog vers in het geheugen wil misschien niet iedere Harenaar daaraan herinnerd worden...