Op 8 november 1732 (blz 74) komt een jonge man van ongeveer 19 jaar bij het stadsbestuur van Groningen. Hij heeft een verzoek: of zijn vader Jeremias Thies uit de ‘stads Geweldige’ bevrijd mag worden. Het stadsbestuur gaat niet helemaal mee in zijn verzoek, Jeremias wordt niet vrijgelaten. Hij wordt enkel naar de poort verplaatst.
Dit verzoek roept veel vragen op. Wie was Jeremias Thies en waarom zat hij vast? Is hij uiteindelijk vrijgelaten en hoe lang hebben hij en zijn familie daarop moeten wachten? En wat is de Stads Geweldige eigenlijk?
Jeremias Thies werd op 19 september 1680 geboren als de oudste zoon van Thijs Jeremias en Stijntje Ellens. Ze woonden in die tijd aan de Oudeweg en Jeremias heeft zijn hele leven in die buurt gewoond, ook toen hij later getrouwd was en zelf kinderen kreeg, in de Mussengang en aan het Schuitendiep. Zijn jongere broer Geert woonde waarschijnlijk in dezelfde buurt.
Voor een van zijn eerste baantjes legt Jeremias op 13 november 1699 een eed af. Hij is gekozen als turfstouwer, iemand die werkzaam is in het lossen en stapelen van de turf die per schip is aangekomen uit bijvoorbeeld Drenthe. Niet lang daarna, in 1700, trouwt hij met Maria Jacobs. Ze krijgen een paar kinderen, maar Maria overlijdt al jong. In 1706 hertrouwt Jeremias met Trijntje Hindriks. Ze krijgen meerdere zonen en dochters, onder andere de zoon die later voor zijn vrijlating zal pleiten.
Wat Jeremias in die tijd voor werk deed, is onbekend, maar bij het overlijden van zijn tweede vrouw Trijntje op 11 mei 1731, wordt Jeremias aangeduid als koopman. Hij heeft in de ruim 30 jaar tussen zijn aanstelling tot turfstouwer en het overlijden van Trijntje carrière gemaakt, van zwaar fysiek werk tot handelaar en koopman.
Na de dood van zijn tweede vrouw brengt 1731 nog meer tegenslagen voor Jeremias Thies. Op 3 december komt de koopman H. Rip bij het stadsbestuur. Jeremias heeft een grote schuld van 1482 gulden voor tabak bij hem openstaan, die hij niet lijkt te kunnen of willen betalen. Uit het stuk blijkt dat hij ook andere schulden heeft. Jeremias heeft de grote hoeveelheid tabak in juli gekocht, een paar maanden na het overlijden van zijn vrouw. Misschien had zij hem er eerder voor behoed te grote risico’s te nemen en kwam hij daardoor na haar dood in financiële problemen.
In het Volle Gerecht van de stad Groningen (blz 448-451 en 458-460) is een beschrijving van de schulden van Jeremias te vinden die tussen 7 januari en 28 februari 1732 zijn gemaakt. Hij heeft bij verschillende kooplieden en andere personen schulden. Vaak elk van meer dan 1000 gulden. En ook de kosten van onder andere de advocaten die bij de zaak betrokken zijn, worden erbij opgeteld. Het gaat om een enorm bedrag. Hoe gaan ze dit geld van Jeremias krijgen?
Een van de strategieën om in ieder geval iets binnen te krijgen, is het tijdelijk verhuren van de woning van Jeremias Thies. De advocaten van koopman H. Rip doen een interessante ontdekking in het huis: een kastje waarvan ze de sleutel niet kunnen vinden. Na goedkeuring van het stadsbestuur wordt het kastje opengemaakt, en ontdekken ze Jeremias’ administratie. Goed nieuws voor de schuldeisers, want zij krijgen in april 1732 toestemming om bij de debiteuren van Jeremias een deel van de schulden innen.
Ondertussen wordt er ook aan een andere strategie gewerkt om Jeremias’ schulden te innen: zijn bezittingen worden verkocht. Hij heeft twee huizen, waarvan een ten oosten van de Poelepoort staat en een aan het Schuitendiep. Het eerste wordt voor meer dan 3000 gulden verkocht en is redelijk groot, met onder andere een voorhuis, achterkamer, kelder, keuken en put. Het huis aan het Schuitendiep is een stuk kleiner en brengt maar 430 gulden op. Al deze informatie en ook de verdeling van het geld over de schuldeisers is bewaard gebleven in het Volle Gerecht.
Terwijl dit allemaal gebeurt zit Jeremias Thies vast in de Poelepoort, nog steeds vlakbij de buurt waar hij altijd heeft gewoond. Op 29 oktober 1732 komt er iemand met een opmerkelijk verzoek bij het stadsbestuur. Raadsdienaar E. Hammingh – al dan niet toevallig de koper van Jeremias’ huis aan het Schuitendiep (blz 252) – vertelt dat Jeremias Thies, die bij hem in de poort in detentie is, een ‘oudt, doof en ongemackelijk man’ is, ‘en tegenswoordigh heel sieck te bedde legt’. Jeremias zou door een dokter onderzocht moeten worden en eigenlijk wil Hammingh graag zo snel mogelijk van hem af.
Kort daarna wordt Jeremias naar de ‘Gijsel Camer’ van de ‘Stadts Geweldige’ gebracht. De Stadts Geweldige had twee functies: het was een ambt, de provoost van het burgerlijk regiment en ‘wroeger’ of eiker van de gewichten. Het was ook de ambtswoning van deze persoon, waar de eikgewichten bewaard werden en waar cellen waren en mensen verhoord werden. Onder andere de gewichten van de waag werden in de Stadts Geweldige periodiek geijkt. Het lag aan de Pontjesstraat, tegenwoordig de Popkenstraat. De gijselkamer was een van de cellen in deze gevangenis. Wat precies het verschil is tussen de gijselkamer en andere cellen is onduidelijk, behalve dat de Stadts Geweldige er een iets hogere vergoeding voor ontving.
Lang heeft Jeremias hier niet vastgezeten, op 8 november 1732 komt zijn zoon Thies Jeremias vragen om zijn vrijlating. Zoals we al weten ging het stadsbestuur hier niet mee akkoord. In plaats daarvan wordt hij teruggebracht naar de Poelepoort, waar hij tot 21 januari 1735 verblijft. Dan wordt er namens enkele van zijn schuldeisers, Hindrik van der Snoek en Albert ten Wolde, om zijn vrijlating gevraagd.
Na ruim drie jaar is Jeremias eindelijk weer een vrij man, maar zijn bezittingen is hij kwijt en hij kan waarschijnlijk ook niet zomaar weer als koopman aan de slag. Over wat er verder met hem gebeurt, kunnen we alleen maar speculeren. Het lijkt er in ieder geval op dat hij niet weer grote schulden heeft gemaakt, want hij wordt niet meer genoemd in de boeken van het Volle Gerecht. Misschien is hij tijdelijk bij zijn oudste zoon Thies Jeremias gaan wonen, die inmiddels volwassen is.
Open het Stadsbestuur
In ons project Open het Stadsbestuur houden deelnemers zich bezig met het transcriberen (oud handschrift uittypen) van de teksten uit het archief van het stadsbestuur. Tijdens het transcriberen worden vaak bijzondere teksten gevonden, die nader onderzoek uitnodigen. Zo nu en dan schrijft een van onze deelnemers een blog over een bijzondere tekstvondst. Stieneke Ritzema schreef een blog en maakte er een aquarel bij.
Stieneke Ritzema