Nieuw in de collectie
Zoals ieder jaar wordt ook op de eerste werkdag van 2020 weer een groot aantal stukken openbaar. Op deze Openbaarheidsdag lichten we daar gewoonlijk één akte burgerlijke stand uit van een (bekende) Groninger. Dit keer viel de keus op de schrijver Max Dendermonde, die op 17 juni 1919 te Winschoten werd geboren als Hendrik Hazelhoff.
Op 18 juni 1919 vervoegt de 25-jarige Cornelis Hazelhoff zich in het Winschoter gemeentehuis om zijn één dag oude zoon Hendrik aan te geven bij de burgerlijke stand. Naast een ambtenaar ter secretarie is de Joodse marktkoopman Hartog Abraham Rintel (37) getuige bij de aangifte. Hij was een buurman van een paar huizen verderop aan de Watertorenstraat en zou eind 1942 omkomen in Auschwitz.
Cornelis Hazelhoff omschrijft bij de aangifte zijn beroep als “bankwerker”. Feitelijk was hij machinist bij de waterleidingmaatschappij die de tegenover zijn huis staande Winschoter watertoren bezat. Eerder werkte Cornelis Hazelhoff bij de trammaatschappij Oost-Groningen (OG) en in een machinefabriek. Niet alleen had hij een vakdiploma van het stoomwezen, maar ook één als elektricien. Van overtuiging was hij socialist. Lang bleven hij en zijn gezin niet in Winschoten wonen, na een half jaar verhuisden ze naar de stad Groningen, waar Hazelhoff sr. in 1930 uiteindelijk bedrijfsleider werd van het gemeentelijke Badhuis (inclusief wasserette en schoolbad) aan de Oosterweg. Daar in de Oosterpoortbuurt onderscheidde hij zich in zijn vrije tijd bovendien als medeoprichter van de speeltuinvereniging en als voorzitter van de buurtvereniging ‘Poort en Park’.
De jonge Hendrik groeide dus op in de Stad als zoon van een vrij bekende vader. Hoewel die vader hem graag arts zag worden, was dat juist niet de ambitie van de zoon. Mislukt op de HBS, ging Hendrik naar de Rijkskweekschool, maar met even weinig discipline als voorheen. Wat hij wilde worden was dichter en schrijver, maar dat zeer tegen de zin van zijn pa. In het zijkamertje met uitzicht op de opgang naar het Badhuis schreef hij zijn eerste dichtbundel – Tijdelijk isolement – die in 1941 bij uitgeverij Stols te Den Haag zou verschijnen. Omdat er al een andere Hazelhoff als schrijver actief was – Erik Hazelhof Roelfzema, achtte Hendrik het raadzaam een pseudoniem te kiezen. Dat werd Max Dendermonde, naar de Belgische plaats. De schrijversnaam, gevonden bij het bekijken van een kaart van België, werd hem ingegeven door zijn zwerfambities: “Denderen over de monde” – zoals hij later zou verklaren: “Ik ben altijd een zwerver geweest”.
Nog in de oorlog kreeg hij een baan bij een uitgeverij in Amsterdam, maar de hongerwinter en de bevrijding maakte hij in Groningen mee, waar hij de Canadese tanks over de Oosterweg naderbij zag komen. Over de bevrijding van Groningen verscheen een dichtprent van zijn hand met een houtsnede van Abe Kuipers. Dendermonde belandde nadien in de journalistiek, om precies te zijn bij de VARA, waarvoor hij radioreportages maakte. In 1947 werd hij perschef bij de filmmaatschappij Warner Bross – in die periode overleed zijn eerste vrouw en bleef hij achter met een dochtertje van twee. De werkgevers volgden elkaar snel op. In 1950 schreef hij reportages voor De Groene Amsterdammer, vijf jaar later deed hij hetzelfde voor Het Parool en nog weer wat later keerde hij terug naar de VARA. Daar liep zijn alcoholisme echter zwaar uit de hand. Hij kreeg ontslag en volgde twee jaar lang een ontwenningskuur. Naar eigen zeggen vormden valium en librium, middelen die toen net op de markt waren, zijn redding.
Intussen schreef hij wèl zijn bekendste werk, de roman De wereld gaat aan vlijt ten onder (1954). De centrale figuur is hierin Alec J. Weatherwood, een zwerflustige en zorgeloze barkeeper, door Dendermonde geplaatst in een wereld vol van – vooral wetenschappelijke – ambities om de mens steeds harder te laten werken. Met zijn science fiction-achtige elementen verkocht het boek boven verwachting goed. Een roman over de oorlog – Blauwe maandag op aarde (1965) – liep daarentegen voor geen meter, volgens Dendermonde zelf omdat niemand destijds nog aan de oorlog herinnerd wilde worden.
Omdat Dendermonde niet meer van zijn literaire werk kon leven, legde hij zich vanaf medio jaren 60 voor het geld toe op het schrijven van gedenkboeken. Hij produceerde er enige tientallen, maar het meest relevante daarvan voor onze contreien was het jubileumboek van de AVeBe: Hoe wij het rooiden. De veenkoloniale aardappelboer en zijn industrie (Veendam 1979). Het coöperatieve bedrijf vond de titel zo mooi, dat het deze overnam als motto voor het jubileumfeest, waar alle aangesloten boeren en de medewerkers van het bedrijf een exemplaar van het boek kregen. Zodoende zijn er duizenden van in omloop. De Groninger Filmbank beschikt nog over een film over de uitreiking, met enkele shots van Max Dendermonde als spreker.
In de jaren 70 stond commerciële schrijverij bepaald niet in hoog aanzien. Pure vertellers als Dendermonde kregen ook weinig waardering. Beu van de heersende literaire bekenteniscultuur, emigreerde Dendermonde op zijn zestigste naar de Verenigde Staten, waar hij vlakbij zijn zoon in Sarasota, Florida ging wonen. Toch kwam hij nog regelmatig terug en verbleef dan in Amsterdam. Bij zo’n bezoek, in 1987, haalde Harry Huizing, cultuurambtenaar van de provincie Groningen, hem over om een tocht langs de plekken van zijn jeugd te maken. In de NRC-rubriek ‘Hollands Dagboek’ noemde Dendermonde die tocht “niet gemakkelijk”, “omdat ik graag een man zonder historie wil zijn. (…) Herinneringen wantrouw ik, het zijn de schele zusjes van het dikke broertje zelfbedrog.” Niettemin benaderde hij naderhand zelf het provinciebestuur met het voorstel om hem een bundel sonnetten over de provincie te laten schrijven. Mede dankzij Huizing verstrekten GS de opdracht, waarvoor Dendermonde een honorarium van 7500 gulden ontving. Pas in 1993 kwam de bundel uit, maar wel met 45 in plaats van de beloofde 40 gedichten. Dendermonde stond erin stil bij allerlei hoeken en gaten van de provincie, waarbij hij eveneens blijk gaf van zijn ambivalentie ten opzichte van het verleden. Dat gebeurde vooral in het sonnet over de Oosterpoort. Van nostalgie, die de lelijke kant van het verleden wegpoetst om de mooie ervan te benadrukken, moest hij inderdaad weinig hebben:
Veemarkt op dinsdag met zijn natte stront
Met dichte oren langs de boeren in hun kroegen
waar ze elkander blind naar buiten sloegen.Afschuw als kind, gesloten neus, gesloten mond,
snel naar de straat waar vaders Badhuis stond,
hij aan ’t loket tien cent per stortbad vroeg en
werkelozen hoge c’s de stoom injoegen,
schoon zingend in hun anoniem verbond.Het fiere volksbad is voorbij en vond
de dood onder de douche van de welvaartszwoegers,
die in hun eigen badcel en te aller stond
– heren en dames barstend uit de voegen –
de knoflook wassen van hun vette kont.Je kunt nooit zuiver meer naar vroeger.
Hendrik Hazelhoff, alias Max Dendermonde, overleed in 2004. Aan zijn geboortehuis in Winschoten hangt nog steeds een plaquette die aan hem herinnert.
Bronnen
- Harry Huizing, ‘Wandelen met Max Dendermonde in Winschoten en Groningen’, Leesteken magazine 6 (1987) nr. 3, p. 3-6.
- Cultuursubsidies, letteren – tabblad schrijfopdracht aan Max Dendermonde. Groninger Archieven (2542-3079).
- Harry Perton, ‘Vroeger’, De Oosterpoorter februari 1992, 12.
- Max Dendermonde, De Groninger sonnetten (Baarn 1993) met name nr. 34: ‘Oosterpoort’.
- Mannus van der Laan, ‘Max Dendermonde (1919-2004): verteller in hart en nieren’, Dagblad van het Noorden 26 maart 2004, p. 17.
- Dirk Stijkel, ‘Winschoter schrijver Max Dendermonde overleden’, Oud Winschoten: halfjaarlijks tijdschrift over de geschiedenis van Winschoten jrg. 6 (2004) nr. 12, p. 7-9.