448 Volkshogeschool 't Oldörp te Uithuizen, 1936 - 1988
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
448
Volkshogeschool 't Oldörp te Uithuizen, 1936 - 1988
In 1936 kwam in Uithuizen op initiatief van de doopsgezinde predikant M. Gaaikema een groep mensen bijeen om te praten over de oprichting van een Gemeenschapshuis in Uithuizen met een tweeledig doel, namelijk de verschillende bevolkingsgroepen op het platteland dichter bijeen te brengen, om iets te doen aan de situatie van het snel groeiend aantal jonge werklozen.
De Stichting Gemeenschapshuis werd dat zelfde jaar opgericht, en op een daartoe aangekocht stuk land begon het eerste werkkamp met de bouw van onderkomens voor de jonge werklozen die het gemeenschapshuis zouden gaan bouwen.
Ondertussen probeerden de oprichters in de zogenaamde "regelingscommissie" de doelstellingen van de stichting nader uit te werken, ervan uitgaande dat kontakt moest worden gezocht met arbeiders, boeren en intellektuelen, en dat het programma een evangelische grondslag moest hebben.
Deze overwegingen leidden tot een programma, bestaande uit openbare lezingen, besprekingsavonden in kleine kring en ontwikkelingskampen.
Na een aantal jaren ontstonden er kontakten met de landelijke Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen, waarin volkshogeschool Allardsoog te Bakkeveen de drijvende kracht was.
Men onderzocht de mogelijkheid om 't Oldörp te laten toetreden tot de Vereniging, maar in juni 1939 bleek de regelingscommissie toch van oordeel dat 't Oldörp beter zelfstandig door kon gaan en geen onderafdeling van Bakkeveen moest worden.
Na het uitbreken van de oorlog bleef het kursuswerk aanvankelijk door gaan, mede op aandringen van gedeputeerde staten, en door de toezegging van aktieve medewerking en financiële steun van de Groninger Maatschappij van Landbouw.
In 1943 werd het Gemeenschapshuis echter gevorderd door de Duitsers en moesten de aktiviteiten gestaakt worden.
In 1946 sloot 't Oldörp zich aan bij de Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen, maar nam nog niet de status van volkshogeschool aan, uit angst te veel zelfstandigheid te moeten prijs geven. Pas in 1954, toen de financiële nood al te hoog dreigde te worden, zorgde een statutenwijziging ervoor dat 't Oldörp een echte volkshogeschool werd.
Aansluiting bij de Vereniging betekende inderdaad dat de werkzaamheden afgestemd moesten worden op die van de andere volkshogescholen, zowel met betrekking tot de inhoud als het aantal van de georganiseerde kursussen, omdat men nu gebonden was aan de voorwaarden die het Rijk stelde aan het toekennen van subsidie.
De kursussen waren in eerste instantie gericht op de Groninger bevolkingsgroepen, maar in het begin van de vijftiger jaren groeiden de kontakten met Oost-Friesland. Daardoor kregen de kursussen een ander karakter, ook doordat veel kursussen voor scholieren werden georganiseerd, vaak gelijktijdig voor een Groninger en een Oostfriese school.
Door de opening van een nieuw gebouw in 1967 werd het mogelijk meerdere kursussen tegelijk te houden.Nieuwe kursussen werden nu opgestart, zoals die voor onderwijzers en voor jonge industriearbeiders. De Vereniging voor Volkshogeschoolwerk, waarin in 1968 de Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen was opgegaan, koördineerde algemene volkshogeschoolkursussen en de kursus Arbeid, Bedrijf en Samenleving, terwijl kontakten met het buitenland verliepen via het internationaal secretariaat.
Ook het innen van subsidie werd gekoördineerd door de Vereniging, waartoe Gewestelijke Commissies werden opgericht, die de ontvangen gelden volgens een bepaalde verdeelsleutel uitkeerden aan de volkshogescholen en aan de Vereniging. In 1973 werden de Gewestelijke Commissies opgeheven en gingen hun taken over op de volkshogescholen zelf.
Aan het eind van de zestiger jaren groeide binnen de staf van 't Oldörp de onvrede over de bestuurlijke organisatie van de Stichting, wat resulteerde in een statutenwijziging in 1975, waarbij de staf het besluitvormend orgaan binnen 't Oldörp werd en de direkteur werd vervangen door een koördinator.
Met de statutenwijziging werden nieuwe stafleden aangetrokken met een specialisme op een van de drie sektoren waarin het kursuspakket werd opgedeeld, te weten arbeid en bedrijf, algemene vorming en onderwijs.
Kursussen voor scholieren werden afgestoten, met uitzondering van die voor MTS-ers en HTS-ers; de nieuwe doelgroep van het kursuswerk werd gevormd door de kansarmen in de samenleving zoals langdurig werklozen en vrouwen.
In het begin van de tachtiger jaren kregen de volkshogescholen te maken met met een overheid die de subsidiekraan begon dicht te draaien, wat tot een versobering van het kursusaanbod leidde. Bovendien kwam het ministerie van WVC in 1985 met het Herstructureringsplan Internaatsvormingswerk, waarin onder meer werd gesteld dat voor een rendabele bedrijfsvoering van een volkshogeschool tenminste 7 formatieplaatsen vereist waren voor stafleden die zich direkt bezig hielden met kursuswerk (op 't Oldörp waren dat er 4).
Uitbreiding van 't Oldörp was niet haalbaar, er moest daarom omgezien worden naar een fusiepartner om sluiting te voorkomen. Die partner werd gevonden in volkshogeschool Allardsoog in Bakkeveen.
Om een reorganisatieplan op te stellen werd een stuurgroep ingesteld, bestaande uit bestuurs- en stafleden van beide instellingen. De stuurgroep werd bijgestaan door drie werkgroepen, een voor kursusbeleid en personele zaken, een voor financiën en akkommodatie en een voor statuten en organisatie.
Na de aanvaarding van het reorganisatieplan werd een begeleidingsgroep belast met de feitelijke totstandkoming van de fusie.
Op 1 mei 1987 werd de fusie een feit, waarbij werd bepaald dat beide vestigingen bleven bestaan en dat 't Oldörp zich zou blijven richten op de Groninger bevolking.
2 Samenstelling van het archief en verantwoording van de inventarisatie