Naar hoofdinhoud
  • Onderzoek
    • Tips bij onderzoek
    • Familie
    • Panden
    • Boerderijen
    • Middenstand
    • Schepen en schippers
    • Militairen
    • Bouwdossiers
    • Digitale bronnen
    • Bronnen
    • Open data
    • Studiezaal
    • Nieuw in de collectie
  • Publiek
    • Maak Geschiedenis
    • Activiteiten
    • Educatie
  • Actueel
    • Nieuws
    • Blog
    • Agenda
  • Over ons
    • Wie zijn wij
    • Werken bij
    • Diensten
    • Publicaties
    • Partners
    • Openingstijden
    • Contact
  • Zoeken
1536_6314_15_cr_beckeringh_borgen-copy2.jpg
  • U bevindt zich hier:  
  • Home
  • Archieven
Uw zoekacties: Familie Lewe, 1300 - 1949
Mijn Studiezaal Mijn Studiezaal (inloggen)

547 Familie Lewe, 1300 - 1949

Meer informatie
Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
547   Familie Lewe, 1300 - 1949
Delen
Doorsturen per email
Delen via Facebook
Delen via Twitter
Printen
Mijn Studiezaal
Favoriet of een notitie maken
Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn
Reageren
Stuur een reactie naar Groninger Archieven
Inleiding
De familie Lewe, één der oudste en bekendste adellijke geslachten van de provincie Groningen, is waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uit Drenthe. Zo delen zekere, vermoedelijk uit de 2e helft der 15e eeuw daterende aantekeningen over de Lewes en enige andere, in Groningen woonachtige families zoals de Ter Hansouwes en De Mepsches mee: Dusse geslachten uuther Drenthe gebortich, eerlicke luijdenn, unnde sijnnt in Gronnijngen gehilicket, sijnnt regenten gewesen bijnnen Gronnijngen *  .
Bijdr. tot de gesch. en oudheidk., inzonderheid van de prov. Groningen, VIII, bl. 290; zie in verband hiermee tevens Gron. Volksalmanak 1898, bl. 76 e.v., en 1910, bl. 210 e.v.
Of deze Lewes verwant zijn aan het reeds in de 12e en begin 13e eeuw in Drenthe voorkomende geslacht Leo of Lewe, is moeilijk vast te stellen. Wel is opvallend dat de Leo of Lewe, die in een viertal oorkonden betreffende het klooster Dikninge te Ruinen tussen 1206 of 1207 en 1217 voorkomt *  , de voornaam Gherardus draagt, welke men later ook veelvuldig bij de Groninger Lewes ontmoet. Zo vindt men op de lijst van rationales en burgemeesters van de stad Groningen, die is opgenomen achter Ubbo Emmius' verhandeling "De agro Frisiae inter Amasum et Lavicam flumina", als eerste Lewe in 1264 Gerhardus Lewe genoemd. Op deze lijst prijken verder in 1299 Menoldus Leo, die in 1300 Menolt Lewe heet, in 1303 Joannes Leo, in 1326 wederom Joannes Leo, in 1327 Luidbertus Leo, in 1330 en twee latere jaren nogmaals Joannes Leo, in1352 Gerdt Leo, die in 1356 vermoedelijk als Gerardus Lewe terugkeert, en nog verschillende andere Lewes.
Oorkondenboek van Groningen en Drenthe, nrs. 43, 48, 49 en 61; vgl. voorts P. Mathias Arts, Het dubbelklooster Dikninge, bl. 51, 54 en 56.
Van de familie Lewe bestaat geen goede gedrukte genealogie. Wel is er in de Genealogische en Heraldische bladen van 1909 een uitvoerige "Bijdrage tot de genealogie van het geslacht Lewe" verschenen van de hand van E.B.F.F. Wittert van Hoogland, maar deze is niet al te betrouwbaar. Mogelijk is men daardoor bij de vermelding der oudste generaties in het Nederland's Adelsboek van 1915 en 1921 evenmin erg zorgvuldig tewerk gegaan. In de Nederlandsche Leeuw van 1937 heeft dan ook A. Haga, destijds rijksarchivaris in Overijssel, een aanval ondernomen op wat tot dusver over de vroegste generaties was meegedeeld; van de oudste acht liet hij er liefst vijf als geheel onbewezen vervallen. Dit heeft tot gevolg gehad dat ook in het Nederland's Adelboek de stamboom met die generaties werd ingekort. In de 41e jaargang, die de jaren 1943 - 1948 bestrijkt, begint de stamreeks daarom met Geert Lewe, die omstreeks het midden van de 15e eeuw heeft geleefd.
In de Nederlandsche Leeuw van 1951 is daarna nog een artikel verschenen van M.A. Beelaerts van Blokland, getiteld: Poging tot opbouw van de stamreeks van het geslacht Lewe. De schrijver heeft hierin de verwantschap tussen de verschillende oudere Lewes proberen vast te stellen, maar is in deze opzet slechts ten dele geslaagd. Zo leert ons een akte van 26 januari 1497, voorkomende in de archieven van de Groningse parochiekerken, dat bovenvermelde Geert Lewe niet de zoon was van Wigbold Lewe, gelijk Beelaerts van Blokland had aangeomen, maar van Herman Lewe en Ode; daarentegen bevestigt deze akte dat zijn grootvader ook Geert Lewe was geheten.
Meer nog onbekende gegevens over de familie Lewe kwamen aan het licht in een inventaris van akten van 1573, welke zich bevindt bij de Lewe-archieven *  . Hieruit blijkt: 1e dat Lubbert Lewe, die in 1415 en vervolgens in de jaren 1429 - 1446 nogmaals verscheidende malen burgemeester van Groningen is geweest, een broer was van genoemde Herman (Hermen) Lewe, en dat deze laatste voor of in 1441 moet zijn overleden, omdat er in een akte van dat jaar sprake is van zijn weduwe Odeke en haar twee kinderen; 2e dat er in 1478 een huwelijkscontract is opgemaakt tussen Herman (Hermen) Lewe, die in de jaren 1486 - 1515 herhaaldelijk burgemeester is geweest, en Teteke, dochter van Oemke Snelgersma, waarbij Ghese Lewe en haar zoon Evert Lewe de bruidegom als vadersgoed o.a. het Lewenhuis aan de noordzijde van de Vismarkt te Groningen ten gebruike hebben gegeven; 3e dat laatstge-noemde Lewes gezien zekere mandelige bezittingen nauw verwant moeten zijn geweest aan Geert Lewe, die in 1481 het burgemeestersambt heeft bekleed en gehuwd was met Aleid Schaffer.
Inv. nrs. 49 en 736. -Aan deze archieven zijn ook vele der verder meegedeelde bijzonderheden ontleend.
In verband met het laatste is nog van belang, dat in een akte van 1454 in het cartularium van het klooster Selwerd *  sprake is van "Gheert Lewe ende sijns broeders kinderen".
Zie inventaris van het archief van het klooster Selwerd, regest nr. 139.
Op grond van deze en nog andere gegevens is volgende genealogische tabel opgesteld, die enigszins afwijkt van die van Beelaerts van Blokland (bl. 3).
Hoe de familierelatie tussen Wigbold Lewe, burgemeester in 1465, en deze Lewes is geweest, bleef onopgelost. Mogelijk was bij een zoon van Albert Lewe, die in 1406 een hofstede aan de westzijde van de Boteringetraat te Groningen bezat, omdat Wigbold aldaar in 1459 als bezitter van een huis wordt genoemd *  , en was deze Albert een broer van Lubbert en Herman Lewe.
Zie resp. inventaris van het archief der abdij te Assen, regest nr. 33, en inventaris van het archief van het klooster Selwerd, regest nr. 189.
Ook Odeke Lewe, gehuwd met Henric Koenrades, en Wemele Lewe, gehuwd met Roloff Mepsche, vallen niet met zekerheid in nevenstaande tabel onder te brengen *  . Gezien onder meer de namen van de kinderen van Odeke *  waren zij vermoedelijk oudere zusters van Herman en Evert Lewe.
Deze personen o.a. vermeld in de inventaris (in hs.) der archieven van de Groningse parochiekerken, regest nr. 306, en J.G.C. Joosting, inventaris van het archief van het St. Annen- of Mepschen-gasthuis te Groningen, nr. 1.
Zie Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, XVII (1963), bl. 192.
Van alle hiervoor genoemde Lewes is de tak die aanvangt met Geert Lewe en zijn vrouw Aleid Schaffer de belangrijkste; van hen stamt namelijk het overgrote merendeel der latere Lewes in mannelijke lijn af. Deze Geert Lewe is onder andere in 1460 ambtman van het gericht van Selwerd geweest, in 1475, 1476 en 1479 hoofdman en in 1481, gelijk al vermeld, burgemeester van Groningen. Na de dood van zijn oom Otto ter Hansouw, ook een voormalig hoofdman en burgemeester van Groningen, is hij in 1478 beleend met de tienden te Noordsleen, terwijl door dit overlijden ook het goed Ter Hansouw onder Peize op de Lewes zal zijn vererfd; althans in 1487 wordt Geerts weduwe Aleid als bezitster van dit goed genoemd. Ter Hansouw is vervolgens tot ver in de 17e eeuw eigendom van de familie Lewe gebleven.
Geerts zoon Wigbold Lewe zal door zijn goederenbezit meer op Drenthe georiënteerd zijn geweest. Hij heeft te Peize gewoond, eerst op Ter Hansouw *  , later op het door hem en zijn vrouw Wobbe gebouwde Huis te Peize *  . Anders dan zijn vader en zijn neef Herman Lewe heeft hij geen ambten te Groningen bekleed. Wel is hij verschillende malen als ette door het dingspel Noordenveld gekozen. Hij is voorts de oudste Lewe van wie stukken in de Lewe-archieven aanwezig zijn.
Hierop wordt vermoedelijk gedoeld in Lewe-archieven, inv.nr. 6 (regest nr. 63) van 1511.
Zie Lewe-archieven, inv.nr. 573 van c. 1591. Vgl. voorts inv.nr. 7 (regest nr. 78) van 1529, waarin het Huis te Peize wordt genoemd, en inv.nr. 58 van 1590, waarin wederom het een en ander over het huis te Peize en het erf Ter Hansouw wordt meegedeeld.
Dat de Lewes tot de aanzienlijkste families in deze streken behoorden, blijkt uit het huwelijk dat in 1538 werd overeengekomen tussen Wigbolds zoon, Joost Lewe te Peize, en Elisabeth Addinga, afstammelinge uit het bekende Westerwoldse hoofdelingengeslacht. Bij dit huwelijk heeft Haye Addinga zijn zuster vele goederen mee ten boedel gegeven. Maar deze verbintenis is ook verder voor het goederenbezit van de Lewes van grote betekenis geweest. Want toen Haye in 1571 kinderloos kwam te overlijden, was Elisabeth zijn enige erfgename. Zodoende verkreeg zij, en door haar later de familie Lewe, onder andere vele Westerwoldse goederen. Daarbij waren ook de aanspraken op het Huis te Wedde en de heerlijkheid te Westerwolde, aanspraken die hun overigens meer zorgen en teleurstellingen dan profijt zullen hebben opgeleverd. Belangrijker was daarom, dat door de dood van Haye Addinga ook diens borg Onnema te Zandeweer en verscheidene andere goederen in de Ommelanden op zijn zuster en daardoor later op haar nakomelingen zijn vererfd. De laatste Lewe die Onnema heeft bezeten, is Bywe Lewe (overl. c. 1679) geweest, de vrouw van Abel Coenders van Helpen (van Vervou).
Uit Hayes erfenis heeft de familie Lewe verder nog het bekende Bontehuis te Groningen verworven. Dit was een oud steenhuis, dat gelegen was op de oostelijke hoek van de Vismarkt en de Pelsterstraat aldaar.
Het grote goederenbezit van het echtpaar Lewe-Addinga bleef niet lang bijeen, want reeds in 1590 werd het tussen de drie zonen en vijf dochters verdeeld. Van deze zonen is voor ons de jongste, Johan, vanwege de archieven die van hem, zijn vrouw en hun nakomelingen bewaard zijn gebleven, van het meeste belang. Hem werd bij de deling als eerste goed het woonhuis der familie te Groningen op de hoek van de Vismarkt en de Pelsterstraat toegescheiden. Met dit huis opent dan ook het staatboek, dat door Johan Lewe omtrent 1610 is aangelegd, waarbij wordt meegedeeld dat het "van oldes het Bontehuijs" was genaamd.
Johan Lewe was in 1586 getrouwd met zijn verre nicht Anna Lewe, dochter van wijlen Evert Lewe en Willem Mulert. Als enig overgebleven kind had de bruid vele goederen mee ten huwelijk gebracht. Daartoe behoorde ook het bekende huis Asinga te Ulrum c.a., dat in 1520 door haar grootouders Geert Lewe en Hille (de) Mepsche was aangekocht. Van laatstgenoemd echtpaar was Geert Lewe een zoon van Herman Lewe en Bauwe Tamminga en zijn vrouw Hille een kleindochter van Roloff Mepsche en Wemele Lewe.
Johan Lewe vervulde in de jaren 1590 - 1594 achtereenvolgens de ambten van raadsheer, hoofdman en burgemeester te Groningen, maar werd na de Reductie der stad niet weer tot burgemeester benoemd. Belangrijke politieke functies heeft hij daarna niet meer bekleed. Wel is hij later nog verscheidene jaren als comparant voor Ulrum op de Ommelander landdag opgetreden, terwijl hij in 1612 door de Ommelanden als lid werd aangewezen in de commissie voor de oprichting van de nieuwe hogeschool van Stad en Lande *  .
W.J.A. Jonckbloet, Gedenkboek der hoogeschool te Groningen, bl. 31.
Het aanzien van de familie Lewe, die nu geheel tot de Ommelander adel behoorde, werd vervolgens nog vergroot door het huwelijk in 1619 van Evert Lewe te Asinga, Johans zoon, met Anna Coenders van Helpen, dochter van Abel Coenders van Helpen, eigenaar onder meer van de borg Ewsum bij Middelstum. Hoe groot het vermogen was dat door deze huwelijksverbintenis bijeen is gebracht, blijkt uit de akte van scheiding van hun nalatenschap tussen hun vier kinderen van 10 mei 1648. Behalve talrijke andere goederen en gerechtig-heden werden daarbij aan de oudste zoon Johan Lewe toebedeeld de borgen Ewsum en Asinga te Middelstum en een huis aan de Brede Markt te Groningen, aan de tweede zoon Abel Coenders Lewe de borgen Asinga te Ulrum en Panser te Vierhuizen, aan de derde zoon Joost Lewe het huis Ter Hansouw te Peize en het Bontehuis aan de Vismarkt te Groningen, terwijl hun zuster Willem Anna Lewe, gehuwd met Osebrant Johan Regers, heer te Slochteren, "voor een susters deel" *  onder andere "het huis ende hoff mit cingulen etc." te Noorddijk verkreeg, dat men later als de Lewenborg tegenkomt *  .
Zie dienaangaande het Ommelander landrecht van 1602, boek III, art. 49. Dit deel zal ten hoogste de helft van dat van haar broers hebben bedragen.
R.A. Luitjens-Dijkveld Stol, Borgen in Noorddijk, in Cultureel maandblad Groningen jg. 13 (1971, bl. 23 e.v.
Met de oudste zoon Johan Lewe begint de tak Lewe van Middelstum, waarvan thans nog nakomelingen in leven zijn. Uit deze tak zijn later nog twee andere takken gesproten, namelijk in het begin der 18e eeuw de tak Lewe van Mat(t)enesse, die in 1833 is uitgestorven met Anna Lewe van Mattenesse, weduwe van Jacob Trip, en in het begin der 19e eeuw de tak Lewe van Nijenstein, waaraan in 1950 een einde is gekomen met de dood van Jean François Lewe van Nijenstein, oud vice-president van het gerechtshof te Amsterdam. De toevoegingen van Mat(t)enesse en van Nijenstein zijn ontleend aan aan de borgen Matenesse te Mensingeweer en Scheltema-Nijenstein te Zandeweer. Maar terwijl Matenesse geruime tijd door leden van het geslacht Lewe is bewoond, is dit bij Nijenstein niet het geval geweest. Immers nadat Josina Petronella Alberda douairière Lewe laatstgenoemde borg in 1805 had aangekocht, heeft zij het huis, waar zij niet veel had vertoefd, al in 1812 laten slopen.
Ook hebben de Lewes van Nijenstein niet gewoon op de borg Menkema, die in 1902 na het overlijden van Gerhard Alberda van Menkema op hen is vererfd. Gelukkig heeft de familie Lewe van Nijenstein deze borg niet afgebroken, maar door schenking in 1921 aan het Museum van Oudheden te Groningen voor het nageslacht behouden.
Tenslotte moet nog de tak Lewe van Aduard worden vermeld. De eerste die Aduard achter zijn naam kon voegen, was Evert Joost Lewe, die leefde van 1677 to 1753 *  . Hij was een kleinzoon van de al genoemde Joost Lewe, eigenaar onder meer van Ter Hansouw onder Peize, de jongste zoon van het echtpaar Evert Lewe te Asinga en Anna Coenders van Helpen.
Zie over hem E.J.F. Smits en W.J. Formsma, Gedenkboek 750-jarig bestaan van Aduard, bl. 83 en 85 e.v.
Evert Joost Lewe van Aduard, die een belangrijke politieke figuur in Stad en Lande is geweest, verwierf door zijn moeder Elisabeth Tamminga het huis Ludema bij Uskwerd. Hij behield dit echter niet, maar verruilde het in 1700 met Johan Clant tegen diens huis te Aduard en al diens verdere bezittingen en rechten in het Westerkwartier. Door verwerving van vele andere goederen, en in het bijzonder heerlijkheden en gerechtigheden aldaar, wist hij zijn invloed in dit kwartier nog aanzienlijk uit te breiden. Het huis dat hij en zijn nazaten te Aduard hebben bewoond, was echter vrij eenvoudig en had weinig weg van een echte borg. Het is in 1815 voor sloop verkocht.
Ook van de tak Lewe van Aduard zijn tegenwoordig nog nakomelingen in leven. Zo is in 1959 te 's-Gravenhage uit het huwelijk van Evert Joost baron van Lewe van Aduard, laatstelijk ambassadeur in Spanje, (overl. 1975) en zijn echtgenote Krystyna Antonina Najmolanko, een zoon geboren, die wederom Evert Joost is genoemd.
Het geslacht Lewe is vele eeuwen lang bijzonder talrijk en uitgebreid geweest en hierdoor konden daarom slechts de belangrijkste takken even kort worden aangestipt. Ook zijn lang niet alle borgen genoemd, die zij naast hun huizen in de Stad en Peize hebben bewoond. Meer gegevens daarover zijn te vinden in het in 1973 verschenen werk "De Ommelander borgen en steenhuizen" van W.J. Formsma, R.A. Luitjes-Dijkveld Stol en A. Pathuis, dat een uiterst rijke bron vormt voor allen met belangstelling voor dit onderwerp. Al uit de inleiding van dit werk komt naar voren welk een vooraanstaande plaats het geslacht Lewe lange tijd in de Ommelanden heeft ingenomen. Zo wordt vermeld hoeveel borgen de toonaangevende geslachten aldaar in 1650, 1700 en 1750 hebben bezeten. Voor de familie Lewe was dit respectievelijk acht, negen en zes. Daarmee stond zij in de jaren 1650 en 1700 op de eerste plaats, terwijl zij die plaats in 1750 moest delen met de families Alberda en Van In - en Kniphuisen.
De Groninger adel is veel onder elkaar getrouwd. Daarbij is natuurlijk in het bijzonder gelet op de goederen die beide partijen aanbrachten. De familie Lewe is dan ook zowel aan genoemde families Alberda en Van in - en Kniphuisen vermaagschapt als aan de meeste andere aanzienlijke geslachten in de Ommelanden.
De archieven van de familie Lewe en aanverwante geslachten die men in deze inventaris beschreven vindt, zijn door het provinciaal archief, sedert 1882 het rijksarchief in Groningen, op zeer uiteenlopende tijdstippen en op zeer verschillende wijzen verworven *  . Zo heeft reeds in 1838 de toenmalige archivarius der provincie H.O. Feith sr. een aanzienlijk aantal Lewe-stukken ontvangen. Zij waren afkomstig uit de nalatenschap van Suzanna Elisabeth van Zuylen van Nievelt geb. Lewe van Aduard (overl. 1806), een kleindochter van de al genoemde Evert Joost Lewe, heer van Aduard. Feith liet deze stukken niet bijeen, maar voegde ze, naar het door hem gevolgde systeem, toe aan de grote chronologische verzameling, die hij van de belangrijkste stukken van de archieven onder zijn beheer maakte.
Het volgende is hoofdzakelijk ontleend aan de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven 1928, bl. 181 - 182, en de aldaar genoemde oudere verslagen en andere bronnen, en verder aan de Verslagen a.v. 1934, bl. 94, 1935, bl. 100, en 1936, bl. 99 en 103.
Hetzelfde deed hij met de groep Lewe-stukken, voornamelijk charters, die hij in 1844 of 1845 wist te verwerven. Hij kocht deze stukken van een uitdrager, die ze weer van een joodse handelaar had gekocht. Deze laatste had ze van iemand uit een oud-adellijk geslacht verkregen, hoe, dat is niet meer bekend. Volgens Feith, die in de Groninger Courant van 25 februari 1845 een nogal verontwaardigd artikel schreef over de achteloze wijze waarop in ons gewest met de oude familiearchieven werd omgesprongen, bestond er geen twijfel over uit welk "Ommelander Huis" deze "verzegelingen" afkomstig waren. Met dit Ommelander Huis zal hij de familie Lewe van Aduard hebben bedoeld, mogelijk ook hun voormalig huis te Aduard, want de stukken hebben betrekking op het voorgeslacht en verwanten van de eerste Evert Joost Lewe, heer van Aduard, en zijn vrouw Christina Emerentiana van Berum. Feiths verontwaardiging valt te begrijpen. Immers, genoemde handelaar had om een klein gewin eerst alle zegels van de charters afgehaald en deze later afzonderlijk te koop aangeboden.
Het duurde hierna tot 1899 voor wederom een belangrijke hoeveelheid Lewe-stukken werd verkregen. In dat jaar kocht de rijksarchivaris J.A. Feith op een veiling van boeken, handschriften en dergelijke van wijlen L.U. Rengers van Naerssen, gehouden bij Van Stockum te 's-Gravenhage, een groot aantal charters en andere stukken, die op Stad en Lande betrekking hadden. Hieronder bevonden zich vele archivalia, die in het bezit waren geweest van Van Naerssens betovergrootvader Edzard Jacob Lewe, heer van Middelstum, (overl. 1753) en diens voorouders.
In 1906 verwierf J.A. Feith door bemiddeling van de firma R.W.P. de Vries te Amsterdam een nog belangrijker collectie archivalia. Zij waren afkomstig van mr. J. Nanninga Uitterdijk, gemeentearchivaris van Kampen, maar zelf ook verzamelaar van oude handschriften. Hierbij bevonden zich een aanzienlijk aantal, merendeels zeer oude stukken, die vroeger op het huis der Lewes te Aduard moeten hebben berust.
Van het gemeentebestuur van Aduard werden in 1906, 1907 en 1908 nog meer archivalia verkregen, die afkomstig zullen zijn geweest van het huis te Aduard. Daaronder bevonden zich een aantal staatboeken der bezittingen en inkomsten van de Lewes, waarvan het oudste, dat door Johan Lewe omtrent 1610 is aangekegd, al is vermeld.
In 1923 werden opnieuw vele Lewe-stukken verworven, ten eerste een grote hoeveelheid stukken van mej. A.M. Scholten, wier moeder A.H.J. Lewe van Middelstum een kleindochter was van Edzard Jacob Lewe van Middelstum (overl. 1856) en diens eerste vrouw Anna Habbina Jacoba van In-en Kniphuisen, en ten tweede een klein aantal betreffende de Lewes van Aduard en de Lewes van Nijenstein, die aangetroffen waren onder de papieren afkomstig van mr. J.H. Geertsema, voormalig advocaat en notaris te Groningen.
Ter completering van deze opsomming moeten nog een 9-tal charters en enkele andere archivalia worden genoemd, die afkomstig waren van Johan de Drews van der Feltz (overl. 1878), wiens grootvader mr. Johan de Drews gehuwd was geweest met Margaretha Bouwina Lewe. Van deze stukken, die merendeels op de Lewes betrekking hebben, is evenwel niet bekend wanneer zij door het archief zijn verkregen.
In 1923 ging J.G.C. Joosting, de toenmalige rijksarchivaris, er vervolgens toe over alle hem bekende Lewe-bescheiden in één inventaris te beschrijven. Daarbij kon hij gebruik maken van 't geen al eerder door de chartermeesters C.P.L. Rutgers en P.A. Meilink was verricht. Zo had Meilink de in 1838 en 1844 of 1845 verworven groepen stukken weer bijeengebracht en voorlopig beschreven.
Joosting heeft bij zijn beschrijving de verschillende, in de loop der tijden verkregen groepen Lewe-stukken niet samengesmolten, maar ze naast elkaar laten bestaan. In zijn inventaris vormen zij acht afzonderlijke afdelingen, elk met een eigen nummering, die onderscheiden wordt door de letters A - H *  .
A = stukken A.M. Scholten (1923), B = stukken Johan de Drews van der Feltz, C = deel van stukken van L.U. Rengers van Naerssen (1899), D = stukken J.H. Geertsema (1923), E = stukken Lewe van Aduard (1844 of 1845), F = stukken S.E. van Zuylen van Nievelt-Lewe van Aduard (1838), G = stukken J. Nanninga Uitterdijk (1906) plus deel van stukken L.U. Rengers van Naerssen (1899), H = stukken gemeentebestuur Aduard (1906, 1907 en 1908).
Aan de verwerving van Lewe-archivalia was na deze inventarisatie echter nog geen einde gekomen, want in 1926 werd door jhr. J.F. Lewe van Nijenstein, raadsheer te Amsterdam, een grote hoeveelheid familiepapieren op het rijksarchief gedeponeerd. Van deze papieren heeft de chartermeester J.A. Brouwer een voorlopige beschrijving vervaardigd. In 1936 en 1955 werd aan deze groep vervolgens nog een aantal, voornamelijk 19e en 20e eeuwse stukken toegevoegd.
Middelerwijl was gebleken dat zich bij de stukken, die door H.O. Feith jr. waren opgenomen in zijn "Register van het archief van Groningen" (het zg. Register Feith) behalve de in 1838 en 1844 of 1845 verworven archivalia nog zeer vele andere bevonden, die vermoedelijk vroeger in het bezit waren geweest van leden van de familie Lewe. Nader onderzoek had uitgewezen, dat deze stukken merendeels deel hadden uitgemaakt van de in 1861 aangekochte collectie van J.W. Keiser. Toen W.J. Formsma zich na zijn benoeming in 1946 tot rijksarchivaris op zijn beurt bezig hield met deze belangrijke collectie en onderzocht in hoever de door de familie Keiser verzamelde stukken uit andere archieven afkomstig waren en daarmee konden worden herenigd, heeft hij ook een groep Lewe-stukken afgezonderd en daarvan een voorlopige beschrijving gemaakt.
Behalve in de collectie Keiser bleken ook nog in andere, door het archief verworven collecties van verzamelaars stukken voor te komen, die eertijds aan de Lewes hadden toebehoord, zo in die van A.J. de Sitter (1863), J.S.G. Koning (1888), H. de Ranitz (1920), P.H. Meekhoff Doornbosch (1932) en E. Fransema (1932). Vergeleken met de grote groep stukken uit de collectie Keiser was hun aanfal echter maar gering.
Aangezien de familie Lewe gedurende eeuwen een zeer vooraanstaande plaats in de provincie Groningen heeft ingenomen, zijn de door de leden van dit geslacht gevormde archieven van groot belang voor de kennis van de historie van dit gewest. Raadpleging van deze erg verspreide archieven was evenwel verre van eenvoudig. Wel kwam hierin verbetering door de inventarissen van Joosting en Brouwer, maar deze bleken in het gebruik minder te voldoen. Bovendien betroffen zij lang niet alle daarvoor in aanmerking komende archivalia. Er was daarom alle reden over te gaan tot een geheel nieuwe inventarisatie van de archieven der familie Lewe. Deze taak is tenslotte aan steller dezes toegevallen.
In de nieuwe inventaris zijn alle hiervoor genoemde groepen Lewe-stukken opgenomen alsook alle losse Lewe-stukken, waarvan niet bekend is hoe zij op het rijksarchief zijn terecht gekomen. Een uitzondering is slechts gemaakt voor de Lewe-stukken van de collectie Fransema en een aantal stukken uit de groep van de collectie Keiser. Wat betreft de collectie Fransema leek het bij nadere beschouwing beter deze intakt te laten. Er valt namelijk tussen de verschillende groepen stukken dezer collectie zeker samenhang te bespeuren, die men beter niet kan verbreken, terwijl er ook een goede inventaris van de collectie bestaat van B. Lonsain.
Meer problemen bood de groep stukken, die door Formsma uit de collectie Keiser waren afgezonderd. Van het merendeel kon inderdaad met zekerheid of vrij grote waarschijnlijkheid worden vastgesteld, dat zij deel hadden uitgemaakt van de archieven der Lewes. Hierbij waren ook vele stukken afkomstig van leden van andere geslachten als de Addinga's en Tamminga's, die later in het bezit der Lewes waren overgegaan. Daarna bleef er echter nog een aanzienlijke hoeveelheid stukken over, waarvan het wel mogelijk, maar allerminst zeker was, dat ze in het bezit der Lewes zijn geweest. Zo bevinden zich hierbij vrij veel stukken, die blijkens dorsale aantekeningen vermoedelijk aan Abel Coenders van Helpen (van Vervou) en zijn vrouw Bywe Lewe op Onnema hebben toebehoord, zonder dat bekend is wat hiermee later is gebeurd. Gezien hun vaak nauwe samenhang met andere stukken van deze inventaris, is tenslotte besloten ook deze overblijvende stukken bijna alle op te nemen. Slechts bij een klein aantal is dit niet geschied. Van deze laatste zijn sommige bij andere archieven, waarmee zij meer samenhang vertonen, gevoegd, zoals de huisarchieven van Farmsum en De Nienoord, terwijl de overige, waarbij niet het minste verband met enig archief viel te leggen, weer naar de collectie Keiser, althans wat daarvan nog restte, zijn teruggebracht.
In de "Nederlandse archiefterminologie" van J.L. van der Gauw e.a. wordt een familiearchief omschreven als een combinatie van persoonlijke archieven, afkomstig van dezelfde familie of van verwante families. Het kunnen echter even goed gedeelten van persoonlijke archieven zijn. Immers bij splitsing van een familie in verschillende takken heeft dit vaak tegelijk tot een splitsing van de persoonlijke archieven der voorouders geleid. Zo bevonden zich bijvoorbeeld bij acht van de hiervoor genoemde groepen Lewe-stukken bescheiden, die tot het persoonlijk archief van het echtpaar Johan Lewe (overl. 1615) en Anna Lewe (overl. 1630) hebben behoord.
Indien bij een nieuwe inventarisatie, net als bij Joosting, het herkomstbeginsel was gevolgd, zouden de verschillende groepen stukken, of althans die welke men als zelfstandige familiearchieven kan beschouwen, in aparte afdelingen zijn beschreven. Hierdoor zou evenwel een erg onoverzichtelijke inventaris zijn ontstaan, waarmee de gebruiker allerminst zou zijn gediend.
Dat we, zoals Formsma in zijn inleiding tot "De Ommelander borgen en steenhuizen" schrijft, van het persoonlijke leven van de jonkers weinig afweten, zal wel vooral het gevolg zijn van de schaarste aan gegevens hierover in de bronnen. Maar daarnaast zal het geweten moeten worden aan het feit, dat onderzoekingen naar bepaalde personen dikwijls zo bemoeilijkt worden, doordat de van hen afkomstige archivalia over zovele archieven en collecties zijn verspreid.
Bij de nieuwe inventarisatie is er daarom de voorkeur aan gegeven de verschillende groepen Lewe-stukken te versmelten en de afzonderlijke stukken zoveel mogelijk terug te brengen tot de personen, waarvan zij afkomstig zullen zijn geweest. In verband hiermee is ook een verdeling in stukken van persoonlijke en van zakelijke aard niet gemaakt.
Aan de inventaris zijn een 13-tal genealogische tabellen toegevoegd, die laten zien hoe de leden van de familie Lewe en verschillende andere geslachten onderling verwant waren en op welke wijze de van hen afkomstige archieven vermoedelijk zijn vererfd. Deze tabellen vermelden vooral die personen, die met betrekking tot deze archieven van belang zijn en maken derhalve geen aanspraak op volledigheid.
Uiteraard leverde de toewijzing der stukken aan de verschillende leden van de familie Lewe en de aanverwante geslachten nogal eens moeilijkheden op. Bij een aantal viel dan ook niet uit te maken van wie ze afkomstig waren of geweest konden zijn. Deze stukken zijn in de inventaris als een afzonderlijke groep achteraan geplaatst. Het merendeel hiervan behoort gezien hun herkomst zeker bij de Lewe-archieven; van de overige, ten dele zeer oude stukken afkomstig uit de collectie Keiser, staat dit niet vast.
Bij de stukken van ieder persoon werd, zo nodig, onderscheid gemaakt tussen die welke van hem als privé persoon en die welke van hem in kwaliteit afkomstig zijn. De persoonlijke stukken zijn in rubrieken onderverdeeld. Dientengevolge kan men, zij het hier en daar met enkele afwijkingen, de volgende rubrieken aantreffen:
- genealogische (en heraldische) gegevens;
- levensbijzonderheden (soms: ambten en waardigheden);
- correspondentie (berichten van geboorte enz.);
- familieaangelegenheden;
-(vermogen in het algemeen) boedels en nalatenschappen;
- heerlijkheden en gerechtigheden;
- andere vermogensaangelegenheden;
- diversen.
Een dergelijke indeling, hoewel voor de gebruiker van de inventarisering erg gemakkelijk, is altijd een wat hachelijke zaak. Het valt namelijk bijna niet te vermijden dat de rubrieken elkaar hier en daar overlappen, terwijl de archivalia soms ook door hun gemengde inhoud onder meer dan één rubriek zijn te brengen. Er is daarom wel eens met verwijzingen gewerkt.
Ten aanzien van de gevormde rubrieken dient verder het volgende te worden opgemerkt. Bij de rubriek "correspondentie" zijn ook de ingekomen kennisgevingen van geboorte, huwelijk en overlijden gevoegd. Daarentegen zijn niet verzonden of weer terugontvangen exemplaren van dergelijke berichten, al naar gelang het familielid dat het betrof, bij de rubriek "levensbijzonderheden" of "familieaangelegenheden" gevoegd. Laatstgenoemde rubriek omvat echter hoofdzakelijk huwelijkscontracten (= akten van huwelijkse voorwaarden) - hierbij waren ook de wat verdere familieleden nauw betrokken - en testamenten. De weinige bewaard gebleven staatboeken zijn tenslotte vóór de stukken betreffende boedels en nalatenschappen geplaatst, waarna het hoofdje van deze rubriek is uitgebreid met "vermogen in het algemeen".
Wanneer van iemand stukken in meer dan één kwaliteit afkomstig zijn, zijn deze zoveel mogelijk weer onderverdeeld. Het is namelijk niet altijd doenlijk vast te stellen in welke hoedanigheid iemand een stuk heeft opgemaakt of ontvangen.
De eigenlijke inventaris wordt gevolgd door een regestenlijst, waarvoor als eindpunt 20 februari 1571, de sterfdatum van Haye III Addinga, is genomen. Door diens kinderloos overlijden vererfden zijn goederen grotendeels op zijn zuster Elisabeth, gehuwd met Joost Lewe van Peize, wat ten gevolge had dat het zwaartepunt van het goederenbezit van de Lewes voorgoed in de Ommelanden kwam te liggen.
Achter de regestenlijst is nog een overzicht opgenomen van de onvolledig afgeschreven akten voorkomende in de al eerder genoemde inventaris van 1573.
In de regestenlijst en het overzicht zijn de eigennamen weergegeven in de spelling, die men in de stukken aantreft. Daarentegen is in de inventaris bij bekende plaats- en persoonsnamen de thans gebruikelijke schrijfwijze gevolgd. Zo is de achternaam van de leden van het bekende geslacht Coenders altijd met oe geschreven, hoewel men vooral in de 17e eeuwse stukken meer de schrijfwijze Conders tegenkomt. In de inventaris is verder bij de overige namen de in de in de stukken gebruikte spelling aangehouden; wanneer meer dan één spelling werd aangetroffen, is hier meestal een keuze gedaan.
Wat betreft de in de stukken voorkomende titels zijn de oudere als hoofdeling, hovetschap, ridder, jonker en jonkvrouw in de regestenlijst of de inventaris meegedeeld. Daarentegen zijn de adellijke titels van later tijd slechts bij uitzondering vermeld. Deze laatste titels zijn veelal van minder belang en bovendien voldoende uit andere bronnen bekend.
Een moeilijkheid leverde de schrijfwijze van de term hoofdeling op. Deze komt men in de stukken in de loop der eeuwen behalve in de Latijnse vorm capitalis in velerlei schrijfwijzen tegen, zoals hovedinck, hoeftling, hoefflinck, hovelinck, terwijl men in latere tijd voornamelijk hoveling vindt. Besloten werd deze term tot het begin van de 16e eeuw te normaliseren tot hoofdeling en daarna tot hoveling.
Daarentegen leek het beter de betiteling van de Addinga's in Westerwolde met hoveschap, hovetschoppe enz. onveranderd weer te geven. Deze komt veel zeldzamer voor en geniet ook minder bekendheid. Zo zoekt men deze betiteling vergeefs in het Middelnederandsch Woordenboek van Verwijs en Verdam.
Bij de beschrijving en ordening van familiearchieven komt men herhaaldelijk voor beslissingen als de hiervoor genoemde te staan. Daarbij valt het wel eens moeilijk geheel consequent te blijven.
Tenslotte moet er nog op gewezen worden, dat men in deze inventaris wel het merendeel der archieven, die van de Lewes tot ons gekomen zijn, beschreven vindt, doch geenszins alle. Immers gelijk men in deze inventaris ook archivalia van leden van tal van andere geslachten vindt, zo treft men in archivalia van de Lewes in verschillende al eerder geïnventariseerde huis- en familiearchieven aan. Van deze archieven moge met name het familiearchief Trip worden genoemd, dat een grote groep stukken bevat afkomstig van de tak Lewe, die gewoond heeft op de Blauwborg te Obergum en huis Matenesse te Mensingeweer.
Natuurlijk zijn in de loop der tijden vele Lewe-archivalia verloren gegaan. Zo is nog tijdens de laatste wereldoorlog een kist met oude bescheiden van de familie Lewe van Aduard te Zetten verbrand. Maar zoals uit deze inleiding en de volgende inventaris blijkt, is ook een zeer belangrijk deel van de archieven der familie Lewe bewaard gebleven.
Deze uitgave is verlucht met afbeeldingen van enige der oudste huizen, die de Lewes bewoond hebben, en met portretten van leden van dit geslacht. Dat van de, door de bewerker uitgezochte illustraties bijna alle konden worden opgenomen, is te danken aan een financiële bijdrage van mr. S.L.B. Baron Lewe van Aduard te Voorburg.
laatste wijziging 15-02-2022
1.178 beschreven archiefstukken
15 gedigitaliseerd
totaal 345 bestanden
Delen
Doorsturen per email
Delen via Facebook
Delen via Twitter
Printen
Mijn Studiezaal
Favoriet of een notitie maken
Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn
Reageren
Stuur een reactie naar Groninger Archieven
Inventaris
1. Stukken die met zekerheid of vrij grote waarschijnlijkheid tot de archieven van leden van de familie Lewe en aanverwante geslachten kunnen worden gebracht
Toon details van deze beschrijving
2. Stukken die niet met enige zekerheid tot de archieven van leden van de familie Lewe en aanverwante geslachten kunnen worden gebracht of waarvan de samenhang met deze arhieven soms niet vaststaat
Toon details van deze beschrijving
3. Bibliotheek
Toon details van deze beschrijving
laatste wijziging 15-02-2022
1.178 beschreven archiefstukken
15 gedigitaliseerd
totaal 345 bestanden
Delen
Doorsturen per email
Delen via Facebook
Delen via Twitter
Printen
Mijn Studiezaal
Favoriet of een notitie maken
Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn
Reageren
Stuur een reactie naar Groninger Archieven
Regestenlijst
Regest 1 , 1300 november 11 (in die beati Marini hyemalis): Stephanus, zoon van heer Thidericus, ridder van Wiscke, in het graafschap Ghelria, en Henricus, zijn oudste zoon, schelden het geslacht van Midlestum, namelijk Eltatus, gezegd Eminge, en zijn zonen, en de zonen van Frethericus Hebeling van Midlestum eveneens de zonen van Eltatus Hebelinge van Husdinge zekere jaarlijkse rente kwijt. Hierbij aanwezig heer Rembertus, plebanus van Midlestum, Godekinus van Echten, rechter in Groningge, Hermannus Butzel, burger aldaar, Henricus, priester, en Puto, dienstman van Wiscke.
Regest 2 , 1358 juli 24 (in vigilia beati Jacobi apostoli): Herko Emumma en de gebroeders Eppimmanni, kerspellieden in Oldazile, dragen hun recht, genaamd retskip, over aan Alricus Sceltecumma, hoofdeling in Sondwere.
Regest 3 , 1391 juni 1 (primo in octava Corporis Christi): Het mene land te Westerwolde gaat een zoen aan met Umke Rypperdes, proost en hoofdeling te Fyrmesen, Wyarde Memminghe, Memme, zijn zoon, Tiabeke Jelberkes en Adde, Haye en Bole, broeders, kinderen van wijlen Egghe Addinghe, welke zoen inhoudt dat zij Memme Wyardeszoon en Adde Addinghe en zijn broeders alle breuken zullen geven, die zij wijlen Egghe hebben gegeven met uitzondering van de tollen van hun eigen goed, terwijl bovendien het merie land en genoemde hoofdelingen beloven elkaar over en weer bijstand te zullen verlenen. Hierbij aanwezig Bernt van Haren, knaap, heer Memme, kerkheer te Unswide, heer Ghert te Flachtwide, heer Hermen te Wedde en Ghert, de richter.
Regest 4 , 1392 maart 12 (up sunt Gregoriusdaghe): Heyndrick, bisschop te Munster, verklaart dat Wyarde Memminghe, Memme, zijn zoon, en Tyabeken Jelderkes aan Haye en Bole Addinges, zonen van wijlen Egghe, "hovetscoppe" te Westerwolde, al hun heerlijkheid en recht overdragen op het slot te Wedde met bijbehorende erven, landen en renten en op het ganse land van Wester-wolde.
Regest 5 , 1397 mei 24 (in profesto sancti Urbani papae et martiris gloriosi): Thammo en Tetta, ehelieden en kerspellieden in Spyke, dragen hun redgerrechten van de heerd der Aylbadismanni in het kerspel Aldazile over aan Abelo Skelckuma in Sondwere.
Regest 6 , 1400 september 8 (des gudensdages up unser Vrouwendagh den men scrift Nativitas Marie): Otto, bisschop te Munster, verklaart met Haye en Bole, zonen van Egge Addingh, te zijn overeengekomen, dat hij hen in het rustige bezit zal laten van het gericht op Westerwolde en al zodanige gerechtigheid als hij en het sticht aldaar hebben, uitgezonderd het hoendergeld, zomede van al hun oude rechten, en deelt mee, waartoe beide partijen verder verplicht zijn.
Regest 7 , 1403 februari 13 (tercia feria post Scolastice virginis gloriose): Hebelo, curatus in Kantinze, en Ulfardus, wedman aldaar, maken bekend dat Siweko Bunnama, buur in Kantinze, aan Reynerus Eysinga, hoofdeling in Sondwere, al zijn roerende en onroerende goederen heeft verkocht, terwijl bovendien Syardus Faber in tegenwoordigheid van broeder heer Jacobus en heer Bertoldus, kapelaan van heer Ellardus, proost in Ursquert, heeft verklaard, dat dit is geschied ten tijde dat Syardus voornoemd rechter was van Hunsgonia.
Regest 8 , Z.j. en d. /1403 februari 13 of spoedig daarna/: Bertoldus, kapelaan van heer Ellardus, proost in Usquert, verklaart dat heer Hebelo, curatus in Kantinze, de juistheid heeft erkend van de inhoud van de akte van 13 februari 1403 (regest nr, 7), waar deze door gestoken.
Regest 9 , 1411 augustus 23 (in vigilia beati Bartholomei apostoli): Tytardus, abt in de Merna, en het gehele convent aldaar verklaren dat zij aan Jaricus Meyama het derde deel hebben verkocht van het erf en de landen van Rene Wibbama, dat na diens dood op de zonen van Tytardus Foyta was vererfd en door deze aan het klooster was geschonken.
Regest 10 , 1412 mei 3 (up des hilghen cruces dach Inventio): Poppo te Edingawere in het kerspel Widewert verklaart met consent van zijn stiefkind, de zoon van Syrd, broer van de proost heer Elle, en diens bloedverwanten aan Reynar Eysinge, hoofdeling te Sondwere, al het recht te hebben overgedragen, dat dit kind "anroren ofte boren" mag van Hayngaherde te Usquarth en Aldahusingaherde op de Medum.
Regest 11 , 1412 juni 5 (op sente Bonifaciusdach): Gayko Reyndisma te Kantinze verklaart te hebben verkocht en daarom over te dragen aan Reyner Eysinge, hoofdeling te Sondwere, alle redschappen en rechtingen, die vallen op Aldahusingaherde op de Medum en Hayngaherde te Usquarth.
Regest 12 , 1415 juli 29 (feria secunda post Jacobi apostoli): De officiaal van Frisya van de Munsterse diocees verklaart dat in 1414 en eveneens in 1415 bij de uitdeling der sacramenten in Bafftlo Gyzela Thammynga en Abelo en Hyddo, haar kinderen, hem wegens de tienden in de Merna, verschuldigd aan de camerarius van de Munsterse kerk, 2 marken hebben aangeboden, die hij geweigerd heeft aan te nemen, omdat heer Tytardus, proost in Loppersum, zich met deze tienden heeft ingelaten en hem één jaar, te weten 1414, heeft voldaan.
Regest 13 , 1418 april 26 (des dinxedaghes na sunte Marcusdach ewangelisten): Broeders Godeko, commandeur en kelner te Wytwert, Sicko, kelner te Ernstaheem, en Hayko en Menolt, hofmeesters te Marahusum, verklaren ter beslechting van een geschil van Abele Tammynge met Lutteke Popeke aan Abele voornoemd te hebben overgedragen een redgerrecht vallende op Bolheem en "twe deel" van een redschap vallende op Waelkamaheert te Soltcampum en te Vleghum, dat vroeger aan Lutteke Popeke toebehoorde.
Regest 14 , 1418 november 2 (des ander daghes na aller Godes hilghe dach): Mentzo te Baftlo verklaart aan Jarich Scheltama de wierden verkocht te hebben, die gelegen zijn tussen Thiarck Papamaheem en Ryaswerdera kerkpad en die zich noordwaarts uitstrekken aan de Buersloet en zuidwaarts tot halverwege de weg bij zijn "boesdoor". Hierbij aanwezig Sassa Sassama en Gerte (?) Folcmaer, wedmannen te Baftlo.
Regest 15 , 1426 januari 2 (in octavo beati Stephani): De officiaal van Frisia van de Munsterse diocees verklaart dat hij op verzoek van Abelo Asinga en Bawe Heemstra, zijn vrouw, patroons en collatoren van de prebende, gesticht door de voorouders van genoemde Abelo, de familie der Asingamanni, ten behoeve van het altaar van de zalige Maria in de parochiekerk te Ulrum, de fundatie, donatie en toewijzing door genoemd echtpaar aan deze prebende van de Mensema-heerdt op de Hucht in Ulrum, groot 26 jukken, goedkeurt en bevestigt, en aan dezelfden en hun erfgenamen en opvolgers, bezitters van het "praedium et castrum", geheten Asingeheerdt, in Ulrum, het collatierecht van deze prebende voorbehoudt. Hierbij aanwezig heer Jacobus, abt in de Marna, en Nicolaus, curatus te Lijdense, als getuigen.
Regest 16 , 1428 augustus 22 (octave Assumpcionis beate Marie virginis): De officiaal van Frisia van de Munsterse diocees geeft kennis aan de heren Theodericus, proost in Hummerce, Julianus, proost in Usquart, en Leoricus, curatus in Ulrum, dat hij Bawe, weduwe van Abelo Tammynge, en haar onmondige kinderen op haar verzoek in zijn bescherming neemt en gelast hun, hoe haar zaken behandeld moeten worden.
Regest 17 , 1429 juni 19 (up sente Gervasii en Prothasiidach): Tammo Schultama op Brederde verklaart zich aan Liuwel en Fecke Meyama, gebroeders, een kamp land verkocht te hebben tussen Baftler wiirda en Eppa Rypekama kamp, genaamd "in de hemptuschen".
Regest 18 , 1429 juli 25: Notaris Ghisebertus Visscher van Ummen geeft op verzoek van Bawa, weduwe van Abelo Tammynge, vidimus van een akte van 22 augustus 1428 (regest nr. 16) ten huize van Gherardus Wybens te Groningen in aanwezigheid van broeder Henricus Halter, priester in het conventus Predicatorum, Rodolphus Hughing en Baweko Sutor, burgers aldaar.
Regest 19 , 1437 september 27 (des frydaghes voer sunte Mychaelisdach): Thyada te Sandeweer en Rytseka Sydisma, wonende op de Medum, verklaren dat hun bekend is, dat alle goederen die "olda" Aylcka Onnema heeft nagelaten te Helwerth, van hem zijn vererfd op zijn kinderen bij zijn huisvrouw Bawe, van deze kinderen op hun moeder Bawe, van Bawe op Aylcka Onnema, haar zoon bij Reyner Eysingha, en van Aylcko voorschreven op zijn zoon Reyner, en dat aanspraken van anderen op enig erf te Helwerth op geweld en onrecht berusten.
Regest 20 , 1440 oktober 1 (sunte Remygiusdach): Hayo Addynghe, hoofdeling te Westerwolde, zijn vrouw Rensed en hun kinderen Eggo, Fossa en Tatte verkopen aan Jarweke Stoltenns en Swanteke e.l. Engelen Dermans - erve c.a. in het dorp en de marke Ten Horne en zijn alle eigendomsrechten daarop af. Hierbij aanwezig Coerdt, kerkheer te Wedde, Nano de Richter (of de richter?), Harmen Elsekens, Jerwich Menynge, Reyner Hertoghe en anderen.
Regest 21 , 1441 september 28 (up sante Mychaelsavent): Ghoeycken ten Hove, schulte in het gericht van Selvart, en Elleken e.l. verkopen aan Odeken, weduwe van Hermen Lewens, en haar twee kinderen de "wederkoep" van het land, vermeld in de akte, waar deze doorgestoken is, en hebben de koopsom daarvoor ontvangen.
Regest 22 , 1443 juni 28 (op sunte Peterss ende Pauwels avent twier apostelen): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat zij met Egge, hoofdeling te Westerwolde, een verband hebben aangegaan, waarbij zij Egges huis in Westerwolde tot een open huis voor de stad hebben ontvangen, den vermelden de verschillende bepalingen die daarbij zijn gemaakt op het gebied van vrije handel en verkeer, rechtspraak, oorlogsvoering enz.
Regest 23 , 1444 februari 18 (des dinxdages voer Cathedra Petri apostoli): Ebbo Sluchtinck, Etleke in den Oirt, Ullfert en Aybe te Kantens, Bolo Wyens, Menno te Diddingehuysen, Sywert Thedema, Aylco Rengersma, Asega Dyurdessoene, Gereko te Watwert, Tyart Bowema, Hereko Hemmema, Hiddo Ottema, Reneko Abbema, Ryckel Tyardesma en Butto Enekoma, rechters in het Oesterampt, verklaren dat jonker Occo to Loeckwert aan Aylcke Onnema en Blydeke to Frama e.l., hoofdelingen te Huysdinge, heeft verkocht en overgedraggen de van zijn vader geërfde heerd land te Helwert, Herwedaheert genaamd, groot 67½ gras en in gebruik bij Popko Tammes, met alle daarop vallende heerlijkheid en redgerrecht in Sandtweerster reetschap.
Regest 24 , 1446 september 2 (die Anthonii martiris): Asegha van Hersenze en Bywe e.l., wonende te Skermer, verklaren aan Hydde Scheltema en Beteke e.l., wonende te Raswert, te hebben verkocht het aandeel land in Inaldinghen, dat was aangeërfd van Bowe van Iddynghen.
Regest 25 , 1447 augustus 24 (up sunte Barholmeusdach): Burgemeesteren en raad in Groningen doen als scheidslieden, na een mislukte poging tot regeling der zaak door zoenslieden, samen met deze uitspraak in het geschil tussen Egge Adding en de mene meente van Westerwolde over de aanstelling van een richter aldaar.
Regest 26 , 1448 november 16 (des satherdaghes nae sunte Merten in den wynther): Gherd en Vroweka, e.l. te Randaellaweer in Enymer kerspel, hebben verkocht en dragen daarom over aan Eyneke Ysma en Ulzeke, e.l. te Loppersum, 7 forlingen land gelegen te Randaellaweer, grenzende aan de landen van Gherd voors., Elteke Lyulsma te den Damme (?), Ayteko Eysema en de weg op de wierden.
Regest 27 , 1448 december 26 (?) (op sunte Stephanidach …..): Wisseke, weduwe van Meye te Schyrmer, en Azego te Middelstum en Bywe e.l. verklaren dat Hiddo Scheltama en Beteke hun al het roerende goed hebben betaald, dat hun "boren mach" in Bredesterheert.
Regest 28 , 1457 februari 23 (?) (des wondesdages in den Vastavent): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat Rode Johan Arijtss, de muller, aan Gheert Putman heeft verkocht en overgedragen een jaarlijkse rente van 2 overlandse gouden rijnse gulden, gaande uit Johans molen buiten de Heerstratepoerte aan de westzijde van de straat op de molenberg, die deze heeft gekocht van Hille Huginge, en uit zijn daarbij gelegen huis en andere goederen, met de bepaling dat Johan of zijn erfgenamen deze rente na de dood van Gheert en zijn vrouw Ghebbe kunnen afkopen.
Regest 29 , 1458 december 20 (up sunte Thomasavent apostoli): Burgemeesteren en raad in Groningen gaven vidimus van akte van 1 juni 1391 (regest nr. 3).
Regest 30 , 1459 augustus 19 (des sundages na unsser leven Vrouwendaghe Assumpcionis): Egge Addings van Westerwolde verklaart dat hij een trouw onderdaan zal zijn van Johan, bisschop te Munster, dat hij de bisschop boven de rechten, die deze reeds op het slot te Wedde bezit, dit slot met al zijn toebehoren heeft "ingegeven", een en ander onder voorbehoud voor zich en zijn erven van het ambtmanschap en het genot zijner goederen en met bepalingen omtrent het gebruik en de versterking van het slot, en tenslotte dat hij de bisschop als heer heeft gehuldigd.
Regest 31 , 1459 augustus 19 (des sundages na unsser leven Frouwendaghe Assumpcionis): Johan, bisschop te Munster, verklaart waartoe Egge Addings van Westerwolde zich jegens hem heeft verbonden, gelijk vervolgens uitvoeriger wordt meegedeeld in zekere geinsereerde akte van dezelfde dag (regest nr. 30), en erkent genoemde Egge onder zijn bescherming te hebben genomen.
Regest 32 , 1461 september 9 (in crastino Nativitatis Mariae virginis): Wilhelmus ter Bruggen, cureet in Zuethorum, Luywel Papema, Remmert Sutor, Remt Fockama en Luyloff Renghersma, voogden in Zuethormer karspel, hebben in overleg met hun karspellieden verkocht en overgedragen aan Henrick Koenrats te Dockum 3 grazen land bij Eelkeweer, waar Watte Hillema "zwetta" bij is gelegen, met 3 grazen land in een venne, welke afwisselend elk jaar die op de zuider- en noorderzijde (in gebruik?) zullen hebben. Hierbij aanwezig Heer Haye, vicarius te Zuethorum, Hayke, zijn broer en anderen.
Regest 33 , 1463 juli 21 (op sinte Marie Magdalenenovent): Redo en Reweko, zijn vader, woonachtig te Westerwydwert, hebben verkocht aan Blydeke Fraema het reedschap, dat om het zevende jaar valt op Bewesmaheert, welke heerd met het bijbehorende land door hun is gekocht van jonker Ocko te Loeckwert. Hierbij aanwezig Sweder Kater, Leyuwert Sybrantsma en Abell Syghersma, wijnkoopslieden.
Regest 34 , 1466 november 13 (up sunte Brictiusdach): Heer Bol, kerkheer te Unstwedde, deken in Vreslant, en heer Herman, vicrius te Unstwedde, verklaren dat Gert Engelens te Venhusen erkend heeft schuldig te zijn aan jonker Egge of de houder van deze akte 40 rijnse goudgulden, rentende 2 goudgulden 's jaars. Hierbij aanwezig Gert Sceltes, richter, en Ayke ten Kampe.
Regest 35 , 1468 november 30 (up sunte Andreesdach): Focko Bewesma heeft verkocht aan Onno Tammijnge en Emeke e.l. al het redgerrecht, dijkrecht en overrecht in het Grote Resschap in het westerdeel van de Marne vallende op Frouwemaheert en het redgerrecht en dijkrecht vallende op Oddemaheert aldaar en verder alle hem toekomende rechten in het Grote Resschap. Hierbij aanwezig Eyse Gaykema en Ubbe ynt Heem, wedmannen.
Regest 36 , 1472 september 1 (up dem dach Egidii): Heer Johan Pyel, bewaarder van het geestelijke recht in Vreeslant en Emeslant namens de aartsdiaken van Osenbrugge, verklaart dat Hans Memens aan jonker Egge of de houder van deze akte heeft verkocht zijn huis en hof c.a. in een buurschap Wertzingehuzen, welk huis en hof de verkoper vervolgens in huur heeft terug ontvangen, terwijl deze verder het recht heeft verkregen deze goederen weder te kopen. Hierbij aanwezig heer Johan, kerkheer te Zellingen, heer Bernt, kerkheer te Vlachtwedde, heer Ede, vicarius te Vlachtwedde, Wiltet Bolens en anderen.
Regest 37 , 1474 juli 31 (up sundach neyst Jacobi): Herman, abt van het vrije stift Corveye, verklaart dat Eyge Adings, "hoverschap" te Westerwolde, en zijn voorouders Westerwolderland en Wintschote met kerken, erven, luiden en alle rechten, geestelijk en wereldlijk, meer dan honderd jaren vanwege het stift hebben bezeten.
Regest 38 , 1474 juli 31 (up sondach negste Jacobi apostoli): Herman, abt van het vrije stift Corveij, beleent Eyge Addinge, "hovetschoppe" te Westerwolde, met het land te Westerwolde en al zijn toebehoren, geestelijk en wereldlijk, in het bijzonder met de kerk te Unswedde met al zijn rechten, erven en luiden, het dorp Smerlicke, uitgezonderd Tangklinckhus, Edingehus en Lottringehus, de kerk te Sellingen met het gehele dorp en al zijn rechten, erven en luiden, in het bijzonder der Borgh, de Hare, de Melme, de Walslage en de Wisck, uitgezonderd Wedelinghus, het gehele dorp te Laude met erven en luiden, de kerk te Vlachtwedde met al zijna erven en luiden en het gehele dorp, Waldingehus, Tiringhus, Coilershus en Wiltinghus met het gehele dorp en alle erven en luiden aldaar, in het dorp Weende Levestinghus, Eyntzinghus, de huisstede en Beuskmanshus met alle erven en luiden aldaar, de kerk te Wedde met alle rechten, huizen, luiden en erven als Meningerve, Redwerdinck, Brunick en Wicherinck, de kerk Freischenloy met al zijn toebehoren en rechten, en voorts met de voogdij te Wynschot met alle rechten en toebehoren, geestelijk en wereldlijk.
Regest 39 , 1474 augustus 3 (des guldensdages na Vincula Petri): Hermen, abt van het vrije stift Corvey, verklaart dat, ofschoon bij Egge Addinge, "hovescope" te Westerwolde, beleend heeft met het land te Westerwolde en al zijn toebehoren en voorts met de voogdij te Wynschot, daaronder niet vallen Egge Addinges slot te Wedde met al zijn rechten, erven, landen en goederen, noch Luessinge erve te Gipsingehusen, die zijn vrije en allodiale goederen zullen blijven, en dat deze belening eveneens de vorst en bisschop te Munster niet in zijn rechten en het hoendergeld op Westerwolde zal schaden, terwijl oude verdragen, tussen de bisschop en Egges voorouders gesloten, hun volle kracht zullen behouden.
Regest 40 , 1476 juli 7 (des sondages na unser leven Vrouwen Visitacionisdage): Hinrick van Swartzeburch, bisschop te Munster, doet uitspraak in de geschillen tussen Haye Addings, zijn ambtman te Wedde in Westerwoldingerland, en de onderzaten van de bisschop aldaar, welke uitspraak onder meer inhoudt, dat Haye een richter zal aanstellen, terwijl de onderzaten twaalf lieden zullen kiezen, die de richter zullen bijstaan
Regest 41 , 1482 april 1 (des neysten maendaeghe nae dem Hiligen Palmdaeghe): Hindrick, bisschop te Munster, verpandt met toestemming van domdeken en kapittel van de kerk te Munster aan burgemeesteren en raad van de stad Groeninghen wegens een geldlening van 2000 overlandse, gouden rijnse gulden voor 25 jaar het gericht in Westewoldingherland, gelijk Hayo Addinghes van Westerwoldinghe en zijn voorouders meer dan 80 jaar hebben gebruikt en zonder de "pacht hoendere, voegele ende kockenslaeghe".
Regest 42 , 1482 april 2 (des dinxgesdaeghes nae den Hillighen Palmdaeghe): Hindrick, bisschop te Munster, verklaart wat tussen hem en de zijnen ener- en burgemeesteren en raad van de stad Groeninghen anderzijds op dinsdag van Sancta Scholastica in Schutorp is overeengekomen over de twisten en geschillen, gerezen wegens zijn huis en slot Wedde in Westerwoldingherland, welke overeenkomst naast verscheidene andere bepalingen inhoudt, dat bij wederinlossing van het gericht in Westerwoldingherland dit niet aan Haye Addinghe van Westerwolde zal worden gegeven en dat de stad zonder toestemming van de bisschop en zijn kapittel in Westerwolde geen kanaal zal graven of versterking zal bouwen.
Regest 43 , 1482 mei 7 (des dingesdaeges nae sunt Johan voer den gulden poerten): Johan en Peter Sickinga, gebroeders en hoordelingen te Winsum, dragen aan Hilbrandt Schelckuma hun redgerrecht over, dat valt op Helwerdaheerdt in Sandtwerer reetschap. Hierbij aanwezig Aijlco, cureet te Sandtweer, Frederick van Echten, wedman te Winsum, Johan Bruijnsoen en vele anderen.
Regest 44 , 1482 september 14 (up suvanent des hiligen Crucesdag Exaltacionis): Herman van Boneborch, abt van het vrije stift Corveije, beleent Heyge Addinghe, "hovetschoppe" te Westerwolde, met het gehele land te Westerwolde en al zijn toebehoren, geestelijk en wereldlijk, in het bijzonder met de kerk te Unstwedde met al zijn rechten, erven en luiden, het dorp Smerlike, uitgezonderd Tangklinckhus, Edinghehus en Lottringehus, de kerk te Sellingen met het gehele dorp en al zijn rechten, erven en luiden, in het bijzonder de Borch, de Har, de Melme, de Walslage en de Wisk, uitgezondert Wedelinghus, het gehele te Laude met erven en luiden, de kerk te Flachtwedde met al zijn erven en luiden en het gehele dorp, Waldingehus, Diringhus, Coelershus en Wiltingehus met het gehele dorp en alle erven en luiden aldaar, in het dorp te Wende Rensingehus, Evestinghus, de huisstede en Buskmanshus met alle erven en luiden aldaar, de kerk te Wedde met alle rechten, huizen, luiden en erven als Meykingkerve, Redwerdinck, Bruninck en Wycheringk, de kerk te Freschenloe met al zijn toebehoren en rechten, en voorts met de voogdij te Wynschotte met alle rechten en toebehoren, geestelijk en wereldlijk.
Regest 45 , 1486 maart 8: Haye Adinges van Westerwolde verklaart dat hij een trouw onderdaan zal zijn van Hinrick, bisschop te Munster, dat hij de bisschop boven de rechten, die deze reeds op het slot te Wedde bezit, dit slot met al zijn toebehoren heeft "ingegeven", een en ander onder voorbehoud voor zich en zijn erven van het ambtmanschap en het genot zijner goederen en met bepalingen over de herbouw en versterking van het slot, dat bij zijn kinderloos overlijden aan de bisschop zal vervallen,, en tenslotte dat hij de bisschop als heer heeft gehuldigd.
Regest 46 , 1486 maart 8: Hinrick, bisschop te Munster, verklaart waartoe Haye Adinges van Westerwolde zich jegens hem heeft verbonden, gelijk vervolgens uitvoeriger wordt meegedeeld in zekere geïnsereerde akte van dezelfde dag (regest nr. 45) en erkent genoemde Haye onder zijn bescherming te hebben genomen.
Regest 47 , 1486, zonder datum: Burgemeesteren en raad in Gronyngen verklaren dat Hayke Luersema, Menneko Syewerdes en Herko Hertsema getuigd hebben, dat eertijds Focko Gaykema, Tyasse Hannekema, Kampe Sybrants en Jonge Pape als voogden en buurlieden van Suuthorum voor de officiaal van Monster van Hinrick Koenraetsz het land hebben teruggevorderd, vermeld in de akte (regest nr. 32), waar deze is doorgestoken, maar dat de officiaal het Hinrick voorsz. heeft toegewezen.
Regest 48 , 1487 januari 9 (des dijnxedages voir sunte Poncien): Burgemeesteren en raad in Gronyngen verklaren dat Blyke, weduwe van Egge van Westerwolde, en Haye, haar zoon, aan de gebroeders Clauwes en Sweder Cater, hun neven, hebben verkocht en overgedragen hun aandeel in Frameheert met huizingen, hemingen, grachten en wallensingels, met de Rovencamp aan de noordzijde van Fraemeheert, en de weg, het hof en de kamp, waar waar het hof is uitgegraven, aan de zuidzijde van Frademaheert, benevens de zes jaren rechtingen, waarvan het zevende de Onstemans toebehoort, en alle andere heerlijkheden en rechtingen in het kerspel Huusdingen, voorts 7 honderd land, geheten de Portvenne, 12 honderd land, geheten de Stickellvenne, twee vennen onder het maar, groot 14 en 12 honderd, 4 honderd land in 't zuiden na de Stickellvenne, 18 honderd land bij Sappyngheheem, 17 honderd land, geheten die Pippane,18 honderd land, geheten die Campen, twee vennen, geheten de Hoornen van 20 grote honderd, 8 honderd land, geheten de Hoorne, 7 honderd land, geheten de Marienvenne, 13 honderd land, geheten Hammerick, 21 honderd land, geheten Houwerdalandt en 12 honderd land, geheten de Lange ackeren, en vermelden nog enige voorwaarden der overeenkomst.
Regest 49 , 1487 april 3: Nicolaus ter Maete, deken van de kerk van sanctus Clemens in Steenwyck en van Drenthia etc., doet uitspraak in het geschil tussen Aleyda Leonis, weduwe van Gherardus Leonis, voormalig raad en burgemeester van Groningen, eiseres, en Lambertus Luensche van Peysa over de weg, waarlang het heilig sacrament van de kerk van Peysa naar het erf ter Hansowe van genoemde Aleyda wordt overgebracht en het lijken- en andere gewone vervoer plaats vindt, en bepaalt dat deze "rewech" zal lopen over de akker (area), te weten de es, geheten de Middelhorst, en door Aleyda zelf en de bewoners van het goed ter Hansowe altijd zal mogen worden gebruikt. Hierbij aanwezig heer Hermannus ter Maet, vicarius in de kerk van Deveren, meester Joannes Timanni, priester van de kerk S. Martinus te Groningen, en Teso Wattens en Ludolphus Joannis, leken en inwoners van Groningen, als getuigen
Regest 50 , 1489 april 22 (an demme avende sancti Georgii martiris): Kerstyen ten Hoeffte verklaart van jonker Heye van Westerwolde diens rechten op Roperserve te Venhusen in het kerspel Unsswedde met zijn toebehoren te hebben gekocht en noemt de voorwaarden waarop de betaling van de koopsom, groot 47 gouden rijnse gulden, zal geschieden. Hierbij aanwezig heer Bernt Buse, kerkheer te Flachtwedde, heer Hermen Bruser, kerkheer te Wedde, heer Folker, vicarius te Flachtwedde, Hermannus Koepes, richter van het land Westerwolde, en anderen als getuigen.
Regest 51 , 1489 juli 13 (up sunte Margretendach): Duthmer Rengers toe Dycke verklaart dat Melle toe Bernkema, karspelman te Leens, aan Emeke Tamynga heeft verkocht en overgedragen het redgerrecht, dijkrecht en overrecht vallende op Bernkemaheert in de rechtstoel van Leens, een half redgerrecht vallende op het Oldeheem te Leens en wat hij verder aan redgerrechten, dijkrechten, overrechten, collatiën en heerlijkheden in dezelfde rechtstoel bezat.
Regest 52 , 1494 februari 13 (op sunte Valentynsavent): Burgemeesteren en raad in Gronyngen verklaren dat in overleg met de verwanten van weerszijden een huwelijk is overeen gekomen tussen Johan Tedema en Reneke Alberda op een aantal voorwaarden, die onder meer inhouden, dat Reneke het derde deel van de nagelaten goederen van haar ouders en grootmoeder ten boedel zal hebben van haar broers meester Bunne, kerkheer te Farmsum, en Rembert Alberda en voorts enige goederen van Jacob Grovens en Eteke, zijn huisvrouw, Renekes nicht.
Regest 53 , 1496 juni 6 (des woensdages na sunte Peters ende Pauwelsdage apostolorum): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat Clawes Cater, hoofdeling te Bedum, ener- en juffer Lizabeth, weduwe van Haye te Westerwolde, voor zich en haar zoon Jurgien met consent en in bijzijn van meester Hicke, hoofdeling te Dhoernum en Witmund, proost te Emeden, en olde Arendt van Deden als naaste verwant van het kind anderzijds een scheiding hebben gemaakt, waarbij aan Clawes ten deel zijn gevallen Frademaheert te Lidense in de Marne met landerijen, land te Garshuesen, Oldenzyl, op 't Nyelant, te Huesdinge, Harsens, Lidense, Ewer, Houwerzyl, Usckwart, Petersbueren, Underwerum, Eppingehuesen, 6 krumstarten tot Walkumagraft, te betalen door de kerkheer te Garshuesen, de heerd te Diddingehuesen met landerijen te Middelsum, Walsweert met landerijen te Cantens, land op de Meden, te Wytwert, Middelstum, Zuetwolde, How, Nyenkarck, Oldencloester, Winsummermeden, Frademaheert te Huusdinge en land te Stedum en Santweer, en aan juffer Lizabeth en Jurgien Onnemaheerdt met landerijen te Sandtweer, land te Helwart, op de Meden, te Huusdinge, Adorp, Wee, Grisesloet, Ewer, Houwerzyll, Garshuesen, Petersbueren en Dornewert, terwijl de heerlijkheden op deze heerd vallende en de steen en steenhuizen op deze landen staande, het land waar Grete Scultinge haar lijftocht van heeft, en enige andere percelen onverdeeld zullen blijven.
Regest 54 , 1498 juli 4 (des wonsdages na Visitationis Maria virginis): Lijppo Harkes en Wijke, e.l. te Bedum, dragen ingevolge een ruil aan Egbert Clant en Teetke e.l. over 13¼ gras land, waarvan 2 ¾ gras gelegen te Hardeweer in een venne, geheten de Groete Hallich, 3 grazen te Beswert, 4½ gras bij de borg, 2 grazen op Uuthem (?) en 1 gras in de Ferwerder valge, waardoor zij van laatstgenoemden terug ontvangen 13 ¼ gras te Dijxhorne. Hierbij als getuigen Allert Boijkuma en Hijlke Hijlkuma "in wedmans wise".
Regest 55 , 1500 oktober 1 (up sunte Remigiusdach): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat Wyert Imkema, Mello Haijma en Eijse Wijma, karspellieden te Nykercke in de Marne, aan Abeko Tammijnga hebben verkocht en overgedragen het "flyatemarecht" vallende op Oldeheem aldaar en alle verdere redgerrechten, dijkrechten, overrechten, collatiën en heerlijkheden vallende op hun landen Wijmaheert, Imkemaheert, Oester en Wester Haijmaheerden of elders in het Grote Reetschap, welke overdracht mede is geschied wegens de grote moeite en kosten, die Abeko Tammynga in de laatste vete om hunnentwille had gedaan.
Regest 56 , 1501 december 24 (up des hilligen Karstavent): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat Willem Schyrinck, de moller, in eeuwige huur van Alyt ter Bruggen, Gertrut ten Water en Mette Stratemakers heeft gehuurd een molenberg met de lege stede van het huis aan de berg, gelegen buiten de Heerstratepoerte aan de westzijde van de straat en vroeger toebehorend aan Rode Johan Arissen, waar Willem weer een molen op zal zetten.
Regest 57 , 1502, zonder datum: Burgemeesteren en raad in Groningen geven vidimus van akte van 31 juli 1474 (regest nr. 38).
Regest 58 , 1503 juli 17 (des maendages na sunte Margaretendaghe): Luerth, Hinirck en Tezo Kather, Alijd to Lellens, Vrouke Ompta upt Sandt, Alert Gaykinge en Vrouke e.l., Herman Klant en Hydda e.l., broeders, zwagers en zusters, verklaren in 1497 een scheiding te hebben gemaakt van de meeste goederen van hun vader Clawes Kather, waarbij aan Luerth Kather onder meer zijn toegevallen het huis en de heerd, geheten Fraemaheert, te Huusdinge met 200 grote honderd land, waaruit ingevolge het testament van hun moei Blyke te Fraeme jaarlijks zekere betalingen moeten worden gedaan, aan Hinrick Kather 43 grazen land in de Paddepoel, aan Tezo Kather Fraemaheert te Leens, groot 115 jukken, en 92 grazen en 23 grote honderd land te Kanthens, aan Alijd to Lellens het huis met hofstede en kelder aan de zuidzijde van de Markt, aan Vrouwke Ompta 91 grazen land te Hartsens en 60 grazen te Noerdyke, aan Alert Gaykinge en Vrouke e.l. 78 grote honderd land, geheten Diddingehuusen, te Myddelstum, en aan Hermen Klant en Hydde e.l. Kathershuus met kelder, hofstede enz. aan de noordzijde van de Aekercke.
Regest 59 , 1504 juli 26 (des dages na sunt Jacobsdach des hilligen apostels): Hinrick en Luert Kater, gebroeders, en Allert Gaykuma ener- en Wigbolt en Herman Lewe en Johan ter Borch anderzijds verklaren dat een huwelijk is overeengekomen tussen Hinrick Kater en juffer Wygert Lewens, Wigbolts zuster, op een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 60 , 1504 oktober 18 (up sunte Lucasdach): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat Eyse en Wygert Asege, gebroeders, als voormonden en voogden over de kinderen van wijlen hun broer Sywert Asege aan Jacob Hillebrandes hebben verkocht en overgedragen Asegenheerdt te Ulrum, groot 68 jukken land, met huis, heem en daarop vallende heerlijkheden.
Regest 61 , 1506 november 26 (tonnerstage na Katherinen virginis): Franciscus, abt van het vrije stift Corveye, beleent Jorgen Addingha, "hovetschappe" te Westerwolde, met het gehele land te Westerwolde en al zijn toebehoren, geestelijk en wereldlijk, en in het bijzonder met de kerk te Unstwedde enz. enz. (vgl. regesten nrs. 38 en 44).
Regest 62 , 1507 februari 12 (des vridaghes voer sunte Valentynsdach): Burgemeesteren en raad in Groningen verklaren dat vrouwe Reynolt Jarges, abdis te Assen, voor zich en vanwege haar convent, en Heyle Allema voor zich en met toestemming van Gharmet Allema, haar man, aan Roloff ten Water hebben verkocht en overgedragen het huis met kelder en hofstede van wijlen meester Hinrick ter Bruggen, gelegen aan de westzijde voor in Botteringestrate.
Regest 63 , 1511 april 30 (op Meyavont): Rollofh van Munster, drost, overste richter en ambtman te Covorde en des lands van Drenthe, verklaart dat voor hem in een open gericht Wigbolt Lewe aan jonkvrouw Wobbe, zijn vrouw, tot lijftocht heeft gegeven, zijn erf en goed te Peyse, waar zij nu op wonen, met huis, have en al zijn toebehoren en dat deze en zijn vrouw met haar momber Steven ter Borch elkander verder met de lijftocht hebben begiftigd van al hun goederen. Hierbij aanwezig de keurnoten Johan Visscher en Luloff Spaen.
Regest 64 , 1512 september 7 (op onser Liever Vrouwenavent Nativitatis): Vrouwe Wemele Mepsche draagt over aan Hille, dochter van wijlen haar zoon Johan Mepsche, een halve heerd in Werffumer kerspel, geheten Wicboltsheert, met heerlijkheden, rechtinge, huis, land enz. en geeft haar daarbij alle, reeds door haar gedragen en gebruikte kleinodiën, onder vermelding van de bepalingen aangaande de vererving van deze goederen.
Regest 65 , 1513 maart 16: Broeder Wilhelmus van Alcmaria, vicaris-provinciaal van de Minderbroeders, verklaart Wigboldus Leuwen en Wobbe, zijn vrouw, in de orde op te nemen.
Regest 66 , 1513 april 25 (des maendaghes voer Meydach): Jonker Jurgen Addyngha van Westerwolde, zoon van Elyzabeth van Deme, vrouw van Westerwolde, en jonkvrouw Anna Tedema, dochter van Johan Tedema en Reneka, komen een huwelijk overeen op een aantal nader aangegeven voorwaarden
Regest 67 , 1513 september 28 (des wonsdaghes voer sunte Michael arsangel): Tyado Wylrici, cureet en commissaris in Loppersum, verklaart dat Bunno Raynges te Loesdorp en Saxte, weduwe van Wabbe Raynghes, aan heer Evert van den Nyenhove, kerkheer te Husinghe, en Peter Claus en Herman Hynrycks, kerkvoogden, hebben verkocht en overgedragen ten behoeve van de kerk te Husinghe één grote honderd land, gelegen in Husinger karspel in de heerd Truchlede in de Hornvenne aan de weg naar Garshusen. Hierbij aanwezig Schato te Spyck en heer Tepe, kapelaan te Loppersum, als getuigen.
Regest 68 , 1515 november 7 (des goensdages vor Martini episcopi): Johan ten Venhus, richter te Westerwolde vanwege de bisschop te Munster, verklaart dat voor hem in een open gericht Wabbeko Edzekens te Hogenbunda aan jonker Jurgen Westerwolt heeft verkocht zijn erf te Lutken Loe, dat verhuurd is geweest aan wijlen Elso Wilkens en diens erfgenamen. Hierbij aanwezig Johan Prenger, richter in Billinckwolt, en Hayo Splyt als keurnoten en Jacob Kolters en Fredrick Konewers en anderen als getuigen.
Regest 69 , 1515 (?) november 29 (up sunte Andreusavent): Heer Derck, pastoor te Hoerhusen, verklaart dat Froewe Liewens en Reynt Huinghe, haar zoon, aan Geert Liewe en Hille e.l. hebben verkocht en overgedragen Aynghehert met het daarop staande huis en 50 jukken land te Ulrum alsmede de daarop vallende lasten, rechten en heerlijkheden. Hierbij aanwezig Live to Oldehem en Herderick op Oldyck als getuigen
Regest 70 , 1516 maart 6 (des donredages nae den sonnedach Letare): Bugemeesteren en raad in Groningen verklaren dat Jacob Hilbrandes in een ruil aan Frouke Lewens heeft verkocht en overgedragen de heerd, vermeld in de akte, waar deze door is gestoken, en daarvoor 46 jukken land te Baffelte en 14 grazen land te Harsens heeft terug ontvangen
Regest 71 , 1517 mei 2 (des dages nae Philippi ende Jacobi apostelen): Menko Ludolphi, cureet in Zeripis, verklaart dat Sicko Tammens en Bawe, e.l. aldaar, aan heer Evert van den Nyenhove, kerkheer te Husinghe, en zijn mede-kerkvoogden hebben verkocht en overgedragen ten behoeve van sunte Joannes, patroon te Husinghe, één gras land, gelegen in Husinger karspel in de heerd Truchlede in de Hornevenne aan de weg naar Garshusen. Hierbij aanwezig heer Johan, vicarius in de Zeryp, en Jacop Dercks als getuigen,
Regest 72 , 1520 november 29 (up sunte Andreasavent): Heer Johan, pastoor te Ulrum en commissarius in de Marne, verklaart dat Froewe Lewens en Reynt Huynge, haar zoon, aan Ghert Lewen en Hille e.l. hebben verkocht en overgedragen de Asegenheerdt te Ulrum, groot 68 jukken land, met huis, heem en daarop vallende heerlijkheden.
Regest 73 , 1521 september 13 (up avonde Exaltationis sancte Crucis): Burgemeesteren en raad in Groningen geven vidimus van de akte van 6 juli 1496 (regest nr. 53)
Regest 74 , 1522 juli 9 (in octava Visitationis Marie): Hermannus ther Maet, pastoor te Deveren, Gherardus Jans, schulte, Lambert Lamberts, Hinrick Bysneden, Allart then Hoeve, Hinrick Tabinghe, Allart Danninghe en Albart Grotinge, gevolmachtigden der gemene buren van het karspel Deveren, verkopen en dragen over bij stoklegging aan Boelo Rypperda, proost, hoveling te Farmsum en den Damme, en vrouwe Hysse van Dornum e.l., hun erfgenamen of de rechtmatige houder van deze akte een jaarlijkse rente, groot 45 mud winterrogge, Groninger maat, waarbij Wygbolt Lewe zich borg stelt vanwege het karspel, terwijl genoemde gevolmachtigden beloven Wygbolt zo nodig schadeloos te zullen stellen en hiervoor al hun goederen verbinden.
Regest 75 , 1523 januari 31 (des saterdages na Conversionis sancti Pauli apostoli daghe): Dirick Ketteler, domkoster, en Georgius van Haetzvelt, domheer, mede kanunniken van de domkerk te Munster, geven ten verzoeke van Elyzabeth en Anna, moeder en weduwe van Jurgen van Westerwolde, vidimus van de akte van 8 september 1400 (regest nr. 6), opdat laatstgenoemden hersteld mogen worden in het bezit van de, in genoemde akte vermelde rechten. Hierbij aanwezig de knapen en borgmannen in Emeszland Engelberth en Andreas van Langen, Eggerth Nagell en Koep van Beesten als getuigen
Regest 76 , 1523 mei 18 (feria secunda post dominicam Exaudi): Gisbertus Ketteler, proost van de kerk te Paderborn, kanunnik en cameraar van het land van Phrisia van de Munsterse diocees, en het gehele kapittel van de kerk te Munster dragen over en verpachten aan Gerhardus Lew als zoon van Bawe, zuster van wijlen Abeko, en erfgenaam van zijn broer Egbertus Lewen hun tiende in de Merna, Horahusum, Werhusum, Nova ecclesia, Fledorp, Ulrum in de Cley en in het Westerdeill in de Mema voor een jaarlijkse pacht van 4 rijnse gulden en noemen de voorwaarden, waarop dit geschiedt.
Regest 77 , 1525 april 7 (fridages nach Ambrosii): Franciscus, abt van het vrije stift Corveye, beleent Heie Addinge, "hovetschoppe" te Westerwolde, wijlen Jorgens zoon, met het gehele land te Westerwolde en al zijn toebehoren, geestelijk en wereldlijk, en in het bijzonder met de kerk te Unstwedde enz. enz. (vgl. regesten nrs. 38 en 44).
Regest 78 , 1529 oktober 7: Johan ter Borch, Ghert van Ysselmuden, Hoeyke Lewen en Jost Lewen, zoon van Wybbolt Lewen, ener- en Henrick Hagen, Hermen van den Closter, Roleff van Echten en Henrick to Boekholt anderzijds verklaren dat een huwelijk is overeen gekomen tussen Wybbolt Lewen en joffer Tymen de Zuere op een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 79 , 1529 november 11 (am dage Martini episcopi et confessoris): Jacob Pranger, richter te Bellinckwolde, verklaart dat voor hem in een open gericht Johan Eedens te Vreisscheloe aan Hindrick van Reden en Anne e.l., hun ergenamen of de houder van deze akte een jaarlijkse rente van 2 enckede hertog Philippus gulden heeft verkocht uit al zijn goederen te Westerwolde, waarvoor Luppe Engelkens als borg is ingesteld, en daarvoor 40 enckede hertog Philippus gulden heeft ontvangen. Hierbij aanwezig de keurnoten Haye Habbes en Reiner Tymens als getuigen.
Regest 80 , 1530 mei 13 (up dach sancti Servatii episcopi etg confessoris): Johannes, abt, en de andere conventsluiden van het klooster te Adwerth dragen aan Ghert Lewe, hoveling te Tammynga, zodanige gerechtigheden en heerlijkheden en zodanige landen over, als zij in de zee hebben liggen, genaamd de Busch, Heffzandt en Sijmeszandt, om deze te gebruiken enz. ten profijte van het convent en zichzelf, en geven bepalingen over de berging van gestrande goederen
Regest 81 , 1531 januari 27 (des vrydages na Conversionis Pauli): Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Umlanden van Gronyngen en voorts heer Herman van Deventer, commandeur te Warffum, Luloff Coenrades en enige andere met name genoemde personen, als gekozen mederechters, doen ingevolge zeker compromis van 1527 uitspraak tussen Abell Unsta, hoveling, voor zich en als gemachtigde van Fox Mannynga, hoveling te Peuwsum, vanwege zijn vrouw juffer Oda Rengers tho Dyke, en de gebroeders Onno en Abell Tammynge voor zich en de andere verwanten ener- en Gert Lewe, hoveling, Peter Sickonge, burgemeester, en Onno Leuwens, voor zich en hun verwanten anderzijds in het geschil over Tammyngehuesinge c.a. in het karspel Hoerhuesen en zodanige giften als aan wijlen Hermen Lewe en Bauwe e.l. en hun kinderen door wijlen Eemke Tammynge, Bauwes moeder, waren gedaan, alsmede over de door Aepke Tammynge nagelaten erven en goederen, dit in tegenwoordigheid van de opstellers van het compromis Wyart Nomen, landrechter over de Eemse, en Gert Bollarts, en bepalen dat Gert Lewe c.s. het huis te Tammynge c.a. binnen een jaar zullen moeten overgeven aan Abell Unsten c.s., waartegen Gert Lewe c.s. de Johan Atensheert te Wynsum en Aepke Tammynges goederen zullen behouden, terwijl ook de giften van Eemke Tammynge van kracht zullen blijven met uitzondering van de Haeyemaheert te Warffum up de Bueren, die weer aan Abell Onsta c.s. zal komen
Regest 82 , 1534 januari 14 (upten dach Pontiani martiris): Aeylke Klandt, hoveling te Stedum, en juffer Margarete, dochter van juffer Anna, weduwe te Westerwolde, komen in overleg met hun verwanten een huwelijk overeen op een aantal voorwaarden, die onder meer inhouden dat juffer Margarete van haar vaders erfgoederen zekere heerden en landen ten boedel zal krijgen op Uthhuesermeden, te Huesdinge, Adorp, Suetwolde en Petersburen, terwijl juffer Anna haar dochter bovendien een jaarlijkse rente van 50 goudgulden toezegt en verder, na haar dood, het door haar bewoonde huis aan de Vischmarckede (te Groningen), totdat Haye van Westerwolde 20 jaar zal zijn.
Regest 83 , /1535/ Gheert Lewe, redger te Horahusen, heeft vanwege de abt van het convent van: Addevert en hemzelf aan Peter Nyelssoen de Buues en Heftsant verhuurd en deelt de voorwaarden mee, waarop deze een jaar lang ingaande St. Michiel van het jaar '35 de Buues zal bewonen en de aangeslagen goederen zal bergen.
Regest 84 , /15/36 maart 28 (op dynxdach na Letare): Stadhouder en hoofdmannen benevens redgeren, grietmannen en rechteren der Ummelanden in de gemene landes westerwarf recht doende in het geschil tussen Johan Krabbe en de proost van het convent te Kusemer over de Fobben - of de Hebbelenakker en een veen, dat in de Poukemaheert zou horen, laten de inwijzing door Hidde van Euwsum, grietman over Vredewolt, gedaan en het beroep hiertegen van Johan Krabbe en zijn vrouw rusten en bepalen dat laatstgenoemden in het bezit van de akker van het veen van de Maetsloet tot de landscheiding zullen blijven, tenzij de proost kan aantonen, dat zijn voorouders of het convent het veen van de Hebbelen-akker hebben afgekocht.
Regest 85 , 1538 mei 31: Tussen Joest Lewe en jonkvrouw Lysabeth Addingha wordt in overleg met hun verwanten een huwelijk overeengekomen op een aantal voorwaarden, welke onder meer de goederen vermelden, die Haye Addingha van Westerwoldt aan zijn zuster ten boedel geeft
Regest 86 , 1538 augustus 12: Kaerle, Rooms keizer, bevestigt zijn onderzaten van Westerwoldingerlandt, die hem trouw gezworen hebben, in hun oude privilege, costumen enz., voor zover deze niet strijdig zijn met zijn rechten als heer, en geeft nadere bepalingen over de aanstelling van richters, de huisdienst, de betaling van hoenderrenten en jaartaxen, en het recht van appel van vonnissen van de drossaard op stadhouder en hoofdmannen in Groningen.
547 Familie Lewe, 1300 - 1949
Regestenlijst
Delen
Doorsturen per email
Delen via Facebook
Delen via Twitter
Printen
Mijn Studiezaal
Favoriet of een notitie maken
Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn
Reageren
Stuur een reactie naar Groninger Archieven
Regest 86
, 1538 augustus 12: Kaerle, Rooms keizer, bevestigt zijn onderzaten van Westerwoldingerlandt, die hem trouw gezworen hebben, in hun oude privilege, costumen enz., voor zover deze niet strijdig zijn met zijn rechten als heer, en geeft nadere bepalingen over de aanstelling van richters, de huisdienst, de betaling van hoenderrenten en jaartaxen, en het recht van appel van vonnissen van de drossaard op stadhouder en hoofdmannen in Groningen.
Datering:
1538 augustus 12
NB:
Afschrift (inv. nr. 124), begin 17e eeuw.
Zie ook:
  • Toegang 547, Inv.nr. 124
laatste wijziging 15-02-2022
Regest 87 , 1538 augustus 25: Caerle, Rooms keizer, geeft en draagt op aan Joriaen Schenck, stadhouder-generaal van Vriesslandtt, Overijssell en Groeningen en Ommelanden, wegens de diensten, bij de verovering van Groeningen en andere plaatsen bewezen, het huis en slot te Wedde met landen, dorpen en heerlijkheden van Westerwoldingerlandtt en Bellinckwolde c.a. als een Overijssels leen met onder meer als voorwaarde de verplichting tot handhaving van de onderzaten van Wedde, Westerwoldingerlandtt en Bellinckwolde in hun privileges en rechten.
Regest 88 , 1538 augustus 25: Kaerle, Rooms keizer, geeft Georgie Schenck, vrijheer te Tautenburgh, stadhouder-generaal van Vrieslandt, Overyssel en Groningen, omdat de opbrengst van het huis en slot te Wedde c.a., waarmee deze diezelfde dag begiftigd is (regest nr. 87), slecht op 700 gulden 's jaars wordt geschat, terwijl hem wegens bewezen diensten een rente van 1000 gulden was toegezegd, een erfelijke rente van 300 gulden 's jaars, te betalen uit de jaartax van 12000 gulden, geheven van stad Groningen en Omlanden, welke rente Georgie Schenck en zijn nakomelingen in leen zullen houden tot de heerlijkheden op Wedde enz. verstorven of gelost zullen zijn.
Regest 89 , 1538 ….. (am dinxedage na Reder kermisse): Eisse ten Vennehuess, richter te Vlachtwedde en Westerwoldingeland, verklaart dat voor hem in een open gericht beide Johan Eedens te Freischeloe, de oude zowel als de jonge, aan Hindrick van Reden en Anna e.l., hun erfgenamen of de houder van deze akte een jaarlijkse rente van "eyn verdehop gueder claren meygbatteren" hebben verkocht uit hun erf te Freischeloe en hun andere goederen en daarvoor 41 enckede emder gulden hebben ontvangen. Hierbij aanwezig Johan Symons en Alverick Haykens als getuigen.
Regest 90 , 1539 september 7: Georgen Schenck, vrijheer te Toutenburgh, heer van Wedde, Westwoldingerlandt, stadhouder-generaal van Vriesslandtt, Overijssell en Groeningen, verklaart, na weergave van de gehele akte van 25 augustus 1538, waarbij hij door de keizer begiftigd wordt met de heerlijkheden van Wedde en Westwoldingerlandtt (regest nr. 87), dat deze heerlijkheden bij ontbreken van wettelijke nakomelingen in rechte lijn wederom zullen vervallen aan de keizer of diens erfgenamen en belooft voorts alle voorwaarden van genoemde akte te zullen nakomen.
Regest 91 , 1540 oktober 11 (des maendaeges na sancti Dionisii): Herman van Woldenborch, richter te Genderynghen en te Etten, verklaart wat Berndt van Hackfort, drost van het land van den Berge en te Schulenborch, op verlangen van Haye van Westerwolde voor het gericht heeft getuigd over de inneming van het huis Wedde op Westerwoldygherlandt door hem en Roleff Hugynck, drost in 't Olde ampt, in het jaar 30. Hierbij aanwezig Johannes van Reynen en Frederick Horstinck als gerichtslieden
Regest 92 , 1540 oktober 11 (des maendages na sancti Dionisii): Herman van Woldenborch, richter, verklaart dat Cairle van Gelre, voormalig stadhouder te Groeningen, de waarheid van Berndt van Hackferdt's getuigenis over de inneming van het huis Wedde (regest nr. 91) heeft bevestigd
Regest 93 , 1540 oktober 22 (op vridach post Luce evangeliste): Burgemeesteren, schepenen en raad van de stad Arnhem verklaren wat meester Arndt van den Gruythuys heeft getuigd over de inneming van het huis Wedde
Regest 94 , 1541 november 15 (dinxdaeges na Martini episcopi yn den wynter): Reynt Albarda en Johan Schatter doen als scheidslieden uitspraak in het geschil tussen Haye te Westerwolde en juffer Margarete Clants, zijn zuster, over de landen en goederen, haar ten boedel gegeven bij de akte van huwelijkse voorwaarden van 14 januari 1534 (regest nr. 82), waar deze akte door is gestoken.
Regest 95 , 1545 juni 27: Op een desbetreffend rekest van de ingezetenen van Westerwoldingelandt aan de keizer wordt beschikt, dat zij overeenkomstig het privilege, hun op 12 augustus 1538 (rekest nr. 86) verleend, van vonnissen van de drossaard van Wedde in appel kunnen gaan bij stadhouder en hoofdmannen in Gronningen en dat zij deze ook bij gebreken in hun landrechten ter correctie mogen voorleggen, terwijl stadhouder en hoofdmannen bevolen zal worden zich met deze zaken in te laten.
Regest 96 , 1545 juni 27: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ummelanden van Gronnygen verklaren dat zij in naam van de keizer en met toestemming van de koningin-regentes hebben aangenomen, dat de ingezetenen van Westerwoldyngerlandt overeenkomstig de bezegelde akte des keizers bij hen in appel kunnen gaan.
Regest 97 , 1546 januari 20: Kaerle, Rooms keizer, vergunt de ingezetenen van Bellingwolde, Bleijham en Ham op hun verzoek van de vonnissen van de drossaard van Wedde te appelleren bij stadhouder en hoofdmannen te Groeningen en beveelt deze hen in appel te ontvangen.
Regest 98 , 1546 september 29 (up sinte Mijcheëlsdach): Tussen jonge Johan Hovijnge en Lamme Bannijnge, weduwe van Egbert Bannijnge, in het huwelijk verenigd, worden met toestemming en raad van verwanten en "deenxlude", te weten Arent Hovynge en Wijllem Ottens ener- en Geert Alberts en jonge Johan Campynge te Gasteren anderzijds, huwelijkse voorwaarden opgemaakt, die onder meer inhouden dat jonge Johan zal "ijntreden" in Bannijngeguedt in de marke van Borck onder Anlo in plaats van wijlen Egbert Bannijnge.
Regest 99 , 1547 februari 17: De raad van de keizer beschikt op zeker rekest, dat de heer van Tautenbourch en Westerwoldingerlandt laatstgenoemd leengoed en gift van de keizer niet in proces behoort te stellen voor luitenant en hoofdmannen van Groeningen, en dat iemand, die recht op dit leen wil pretenderen of tegen deze gift wil opkomen, zicht tot zijn majesteit moet richten of de zaak in der minne moet schikken
Regest 100 , 1547 augustus 10: Seyno Mulart, drost van Sallant, gecommitteerde leenrichter, ontbiedt Joest Lewe als vazal en leenman des keizers van het landschap Overyssel op 21 september naastkomende binnen Deventer om als bijzitter van het leengericht de leenstoel en leenbank te bekleden in het proces van juffer Agnes van Yttersom tegen juffer Anna van Mervelde, weduwe van Reynt van Coevorden, over de leengoederen ledig geworden door de dood van Roloff of Rolant van Covorden.
Regest 101 , 1547 september 28 (up avendt Michaelis archangeli): Burgemeesteren en raad in Groeninghen verklaren dat Claes Kater voor zich en namens zijn broer en zusters aan de kinderen van wijlen Luert Rengers tho Dyke al hun aanspraken heeft overgedragen op een heerd land gelegen op Uthhuestermeden, geheten Eeyllerdehues, die Claes Katers ouders eertijds verkocht hebben aan Allert Sebels en Hillee e.l.
Regest 102 , /15/47 november 8: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ummelanden van Groenyngen laten Hans Hesse, drost te Wedde, weten, dat hij uiterlijk op 2 december schriftelijk bescheid moet geven over zekere, door jonker Haye Westerwolt aangesproken landen, die door hem als leengoederen, behorende tot het huis Wedde, worden gebruikt.
Regest 103 , 1549 januari 10 (den xen dach in januario 1548): Marie etc. beveelt de heer tot Tautenborch uit naam des keizers binnen 14 dagen zelf of bij volmacht voor luitenant en hoofdmannen der stad Groeninghen te verschijnen in verband met de supplicatie en andere stukken aangeboden door de jonker Haye van Westerwolde wegens het tussen hen bestaande geschil.
Regest 104 , 1549 april 22: Auwe Gratema, Uvo en Sicko Harckema,Alberth Iftema, Leo Idema (of Ywema), Paebe Bouszema, Tyart Berentz, Benno Wijema, Bonne Bonnema, Bonne Fossema, Garbranth Wyrsma, Bonne Ebersma, Arenth Hynrickz en Wisse Dathens doen ten behoeve van Iwo Auwema afstand van hun aandeel van het kerkgestoelte in het koor ten noorden van het hoogaltaar, voor zover hun dit toekomt van hun heerden, die met name worden genoemd
a. Oospr. (inv. nr. 463),met de handtekeningen van Uvo Harckema, de schrijver van de akte, en een aantal andere oorkonders.
b. Geinsereerd in notariële akte van 12 augustus 1549 (regest nr. 105).
Regest 105 , 1549 augustus 12: Petrus Equicola, klerk van het sticht Utrecht en pauselijk openbaar notaris, instrumenteert dat voor hem zijn verschenen Yvo Awema met de schenkingsakte van het gestoelte op de noordzijde van het hoogaltaar in de kerk in 't Oldeberth (regest nr. 104) benevens Ovo Harkema, Alberth IJfkema, Bonne Fossema en Wisse Dathens, die de juistheid van deze schenkingsakte erkennen namens al de betrokken gemene geërfden, buren en inwoners van het karspel, en geeft op verzoek van Yvo voorschreven genoemde akte in zijn geheel weer.
Regest 106 , 1549 september 12: Claes Kater verklaart dat hij voor zich en namens wijlen zijn broer en zijn zusters aan Wolter Huynge alle rechtingen en heerlijkheden heeft verkocht en overgedragen vallende op de heerd land, geheten Eyllerdehues, en vermeld in de akte van 28 september 1547 (regest nr. 101), waardoor deze is gestoken.
Regest 107 , 1549 december 2: Elso ten Veenhuys, richter te Westerwolde, verklaart dat voor hem in een open gericht jonker Haye Addyngha van Westerwolde en Nanne Johans te Lutkeloe, zijn vrouw Barber en hun oudste zoon Johan een erfwissel hebben aangegaan, op grond waarvan eerstgenoemde aan laatstgenoemden overdraagt zijn beide erven met toebehoren te Vrisscheloe en daarvoor van deze terug ontvangt het door hem gebruikte erf met toebehoren te Lutkeloe. Hierbij aanwezig de keurnoten Berent Langhe, Hinrick Langhe, Hermen then Lutkeloe en anderen.
Regest 108 , 1550 juni 27: De keizer beveelt Merten van Naerden, luitenant, en de hoofdmannen van Stadt en Ummelanden van Gronyngen het geschil tussen jonker Haye van Westerwolde en de heer van Toutenburch over zeker moerland tot een minnelijke schikking te brengen en, zo dit niet gelukt, de desbetreffende stukken met hun advies aan hem of de Secrete Raad over te zenden.
Regest 109 , Zonder jaar en datum (midden 16e eeuw): Hayo van Westerwolde verhuurt opnieuw aan Allert then Hoefften en Johan e.l. een erf in Unsder karspel voor zes jaar.
Regest 110 , 1551 juni 22: Burgemeesteren en raad in Gronningen verklaren dat Corneer, dochter van Rempt Hayens en Hylle Hayens, aan Gherdt Lewe en Hylle e.l. heeft verkocht en overgedragen Mennemaherdt te Ulrum, waartoe horen de Huesfenne met de Schomakersfenne, groot 14 jukken, ten noorden van de heerweg en enige andere, nader omschreven landen.
Regest 111 , 1551 juli 28 (des dinghesdages nae sunte Jacobs): Menolt Ompta, hoveling en redger te Uithuizen en Meeden, verklaart dat Allert Clant en Nijttert Jacobs te Sandweer verklaard hebben een ruil te hebben aangegaan, waarbij Allert Clant als voogd over wijlen Aijlco Clants zoon Egbert en tot diens profijt aan Nittert Jacobs heeft overgedragen een stuk wierdeland, groot ca. 1 gras, gelegen in Mello Brorsma's wierdeland, alsmede 2 grazen land te Sandswer in het maarland met heem en grachten, van welk heem de Clanten zich de heerlijkheden en gerechtigheden hebben voorbehouden, en verder van zijn eigen land 2 grazen te Sandwer in de "mandt venne" van de pastoor, waartegen Allert Clant voor zich en als voogd over Egbert Clant terug heeft ontvangen een venne land in Sandwerster hammerijck, genaamd Menttevenne, welke ruil was geschied in bijzijn van de "makersluiden" Menolt Ompta, Melle Brorsma, heer Wilhem van Mastricht,, pastoor te Sandeweer en heer Duitmer van Wesuwer, prebendaat aldaar, als getuigen op 10 mei/15/49 (des vrijdages nae Misericordias domini).
Regest 112 , 1551 oktober 7: Ghert Leuwe, hoveling in de Merna, en zijn vrouw verhuren en verpachten aan Neese te Lermens 100 jukken land bij hun huis te Ulrum zuidwaarts gelegen en, zo nodig, uit de Harde voor zes jaar op een aantal voorwaarden, die onder meer de verkoop van koeien, wagens enz. aan de meierse inhouden. Hierbij aanwezig meester Evert Oelbecke, pastoor te Lermens, heer Johan Corthen, vicarius te Ulrum, en Derick ten Nyenhuis.
Regest 113 , 1551 december 4: Peter Hijnrijcks en Hijlle e.l. verkopen en dragen over aan Geert Frerings en Marthien e.l., hun zoon Jacop en zijn vrouw Wobbe een akker land, gelegen in Ipingelandt ten noorden van de veensloot (in Tolbert?).
Regest 114 , 1552 februari 19: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ummelanden van Groenyngen verklaren dat Johan Coenrades namens zijn kind en jonkvrouw Rixste Aykema een overeenkomst zijn aangegaan over een aantal, voornamelijk door hen verschuldigde, renten.
Regest 115 , 1553 januari 19: Ewko dMepsche en juffer Margareta Addingha van Westerwolt komen in overleg met hun verwanten een huwelijk overeen op een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 116 , 1553 april 24 (des manendages voor den soenendach Cantate): Ghert Lewe verhuurt aan Claes Mertens en Lueke e.l. 98 jukken land aan de zuidzijde van de borg met de Haerde met daarbij het heem, waarop het door Claes gekochte huis staat, voor zes jaar en een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 117 , 1553 juni 3 (des saterdages na Sacramentii): Coppen Jarghes en Eve e.l. hebben aan Syabbe Symkens te Nyekerke, voormond, en zijn mede-voogden over de kinderen van wijlen Johan Louwens een jaarlijkse rente verkocht van 5 gelderse rijdergulden, te beuren uit hun Heeralamheert te Saexsum.
Regest 118 , 1556 september 16: Steffen de Vos, schults te Anlo en Geten, geeft vidimus van akte van 29 september 1546 (regest nr. 98).
Regest 119 , 1556 november 3: Marten van Naerden, luitenant en overste hoofdman der Stadt en Ommelanden van Gronyngen, belooft, hiertoe gemachtigd door de koning van Spangien, de ingezetenen van Wedde, Westerwoldingerlant, Billinckwolde, Ham en Blyham, dat de koning hen zal laten verblijven in al hun oude, door zijn vader de keizer bezworen privileges, vrijheden en landrechten.
Regest 120 , 1558 maart 12 (am dage Gregorii): Godfridus Ludolphi, generaal officiaal van Vrieslanndt, pastoor te Middelstum, en Jurgen Jarges verklaren dat Wolter Huijnge en heer Hieronimus Corenpoert, prebendaat op Uthusenermeden, met consent van Laurentimus Godefridi, pastoor op de Medenn, als collator van het leen, een ruil hebben aangegaan, waarbij Wolter Huijnge een heerd land, geheten Aldahusinnga, op Uthusenermedenn verkrijgt met alle daarop vallende rechtingen en heerlijkheden, verder 10 grazen land te Westerembdenn en 2 deimat "egendelenn" in Tiassinngadeell, strekkende ten zuiden aan de dijk, en heer Hieronimus ten behoeve van zijn prebende 40 grazen land te Oldorp.
Regest 121 , /15/59/ juli 3: Engelbert vann Ennse, drost te Covoirden enz., gecommitteerde leenrichter, ontbiedt Joost Leuwe als vazal en leenman van de koning als heer van Overijssel op 29 augustus naastkomende naar Covoirden om als bijzitter van het leengericht de leenstoel en leenbank te bekleden in het proces van Herman van Welvelde tegen Johan ten Holte over het leenroerige erve en goed Osynck gelegen te Bonnefelde in het kerspel Zweele.
Regest 122 , 1559 september 20 (des middeweckn na Lamberti): Reinhartt, abt van het vrije stift Corveij, beleent Heye Addinge, "hovetschoppe" te Westerwolde, wijlen Jorgens zoon, met het gehele land te Westerwolde en al zijn toebehoren, geestelijk en wereldlijk, in het bijzonder de kerk te Unswedde enz. enz. (vgl. regesten nrs. 38 en 44).
Regest 123 , 1559 november 11: Wigbolt van Ewssum, ridder, bevestigt Iwe Auwema en zijn erfgenamen op Auwemahues int Oldebert in het recht, hun reeds in 1547 toegezegd, al het koren dat zij voor hun familie nodig hebben, op de windmolen bij Nijenoert kosteloos te laten malen.
Regest 124 , /15/60 juni 17: Engelbert van Ensse, drost te Coevorden enz., gecommitteerde leenrichter, ontbiedt Joost Leeuwe als vazal en leenman van de koning als heer van Overyssel op 29 juli naastkomende naar Coevorden om als bijzitter van het leengericht de leenstoel en leenbank te bekleden in het proces van Herman van Welvelde tegen Johan ten Holte over het leenroerige erve en goed Ovinck (vgl. regest nr, 121).
Regest 125 , 1561 maart 12: Engelbert van Ensse, drost te Coevorden enz., gecommitteerde leenrichter, ontbiedt Joest Lewe als vazal en leenman van de koning als heer van Overyssel op 23 april naastkomende naar Covorden om als bijzitter van het leengericht de stoel en leenbank te bekleden in het proces van Herman van Welvelde tegen Johan ten Holte over het leenroerige erve en goed Ovinck. (vgl. regesten nrs. 121 en 124).
Regest 126 , 1561 mei 7: Johann then Vernhus, richter te Westerwolde, verklaart dat hij het verzoek van jonker Haijo Addinge van Westerwolt om zich op grond van de beschikking van de hertogin van Perma op Addinga's verzoekschrift met de zaak betreffende het huis Wedde in te laten, zonder overleg en toestemming van Karell Schenck, vrijheer te Tautenborch, heer te Wedde, niet kan aannemen
Regest 127 , 1561 mei 7: Hanss Hess, drost te Wedde, verklaart dat hij het verzoek van jonker Haijo Addinga van Westerwolth om zich op grond van de beschikking van de hertogin van Parma op Addinga's verzoekschrift met de zaak betreffende het huis Wedde in te laten, zonder overleg en toestemming van de heer van Tautenborch, heer te Wedde, niet kan aannemen
Regest 128 , 1561 juni 18: Burgemeesteren en raad in Groeninghen verklaren dat Albert Jansen en Nan e.l. aan Gheerdt Lewe, hoveling te Ulrum, hebben verkocht en overgedragen 4 jukken land in Leenser hammereck
Regest 129 , 1561 augustus 7: Philips, koning van Castiliën, beleent na vorige afstand door Kaerl Schenck, vrijheer te Toutenborch, de stadhouder en kapitein-generaal van Vriesslandt, Overissel, Groeningen en Lingen Johan van Lignen, graaf te Arenberch, met het huis en slot te Wedde met landen, dorpen en heerlijkheden van Westerwoldingerlandt en Billinckwolde c.a. alsmede 300 car. gulden jaarlijkse erfrente.
Regest 130 , 1561 november 6: Burgemeesteren en raad in Groeninghen verklaren dat Joachim Pansser en Bawe e.l. aan Gheerdt Lewe hebben verkocht en overgedragen 8 jukken land, gelegen in twee stukken in het kerspel Ulderum
Regest 131 , 1562 februari 8 stilo communi: Johan van Ligne, graaf te Arenberch enz., en Margriete, gravin van der Marck en Arenberge, beloven Kairle Schenck, vrijheer te Tautenburch, wegens de overdracht van de heerlijkheid van Wedde, Westerwoldingerlandt c.a. jaarlijks bij wijze van lijftocht 1400 car. gulden te betalen en, zo hij wettige kinderen nalaat, deze na zijn dood zekere renten ten bedrage van 350 car. gulden te restitueren, en verhypothekeren hiervoor hun heerlijkheden en inkomsten van Zevenbergen en Hontsholredijck in het graafschap Hollant
Regest 132 , 1562 mei 13: Johan van Ligne, graaf te Arenbergh, stadhouder en kapitein-generaal over Vrieslandt, Overyssel, Groeningen en Lingen, belooft de ingezetenen van Westerwoldingerlant, die hem als heer hebben gehuldigd en trouw gezworen, dat hij hen zal laten verblijven in hun oude privileges, vrijheden en landrechten.
Regest 133 , 1562 juli 21: Willem van Buckhorst, gecommitteerde leenrichter, ontbiedt Joest Leuwe als vazal en leenman des konings van het landschap Overijssell op 1 september naastkomende naar Zwolle om als bijzitter van het leengericht de leenstoel en leenbank te bekleden in het proces van Henrick van Munster, heer te Ruynen, tegen Johan van den Cloester en joffer Baethe Cruijsen, weduwe van Johan van den Camp, over het leengoed ter Bullinge gelegen op Staphorst.
Regest 134 , 1562 juli 26: Heer Raven van Hoirde, stedehouder van Munster en kamerling over Vrieslant, alsmede kanunnik van de domkerken van Munster en Paderborn, verpacht en geeft over met toestemming van de deken en het kapittel van genoemde kerk van Munster aan Evert Leuwe, oudste zoon van wijlen Geert Leuwe, en zijn erfgenamen de tienden in de Marne, Hoerhuysen, Weerhuysen, Nyekercke, Fledorp, Ulrum in de Cleij en in het Westerdeell in de Marne voor een jaarlijkse pacht van 4 gouden rijnse gulden en noemt de voorwaarden, waarop dit geschiedt
Regest 135 , 1562 augustus 18: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ommelanden van Groenyngen geven vidimus van akte van 3 november 1556 (regest nr. 119).
Regest 136 , 1562 augustus 18: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ommelanden van Groenyngen geven vidimus van akte van 13 mei 1562 (regest nr. 132).
Regest 137 , 1562 oktober 28: Johan d'Mepsche, luitenant (van de Hoofdmannenkamer) te Groeningen, Joest Lewen en Egbert Alberda ener- en Erenst Muelert, schults te Hasselt, Roeleff van den Cloester en Henrick Swaffken anderszijds verklaren als gekozen "seggetzluden" een huwelijk te zijn overeengekomen tussen Everdt Lewen en juffer Willem Muelers op een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 138 , 1562 december 1: Christoffer van Ewsum, jonker en hoveling te Rasqwardt, Baffelt en Jenleth, verklaart dat Albert Duersuma en Nanne e.l. van Everdt Lewe, hoveling en juffer Wijllem Mulers e.l. hebben verkocht en overgedragen Algersumaheem te Houwe op de wierde met gracht, 3 akkeren land, redger-, dijk- en overrecht in het Groete Reetschap benevens al hun oudere rechten in de Marne.
Regest 139 , 1563 februari 28: Evert Lewe en jonkvrouw Wyllem e.l. komen met Tonnis Boelens en Johan e.l. een ruil overeen, waar bij laatstgenoemden aan eerstgenoemden afstaan en overdragen hun noodweg en uitdrift langs Lewes hof en poort, hun halve weg aan de westzijde van het hof, een stuk land van hun wierde en twee dammen met pompen, en eerstgenoemden aan laatstgenoemden de halve weg achter hun singel en de nieuwe weg, gelijk die hun toebehoort, met enige nadere bepalingen omtrent de voorwaarden van de ruil
Regest 140 , 1563 augustus 20: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ummelanden van Groeningen bevelen Hans Hesse, drost te Wedde, de zaak in beroep tegen Dodo Tijarcks en Boel Haijens als volmachten der karspelen Bellinckwolde en Blijham, die bij hen in appel zijn gegaan van de weigering tot overhandiging van zekere gerechtelijke akten aan Johan van Ligne, graaf te Arenbarch, heer te Wedde en Westerwoldingerlandt, onvervolgd te laten tot hun uitspaak.
Regest 141 , 1563 oktober 20: Burgemeesteren en raad in Groeninghen geven vidimus van akte van 24 mei 1397 (regest nr. 5).
Regest 142 , 1564 februari 7: Wygbolt van Ewzum, ridder en heer ten Nyenoert, staat aan Iwe Auwema en zijn erfgenamen toe alle turf uit hun venen af te voeren of te laten afvoeren langs de Nye Scijpsloet of het Nye Deep, die Wygbolt en zijn broer Johan van Ewzum hebben laten graven, en verder langs het door Wygbolt van Ewzum gebruikte diep.
Regest 143 , /15/64 maart 6: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ommelanden van Groeningen en jonkeren, hovelingen, redgeren en rechteren der Ommelanden, in de gemene landes oosterwarf in beroep recht doende in het geschil tussen Duirt Albarda en de pastoor en kerkvoogden van Spijck over het redgerrecht der Vierbuiren, verklaren het vonnis van Lucas Clant, lankrechter te Leermens, goed en het beroep van Duirt Albarda kwaad.
Regest 144 , 1564 september 14: Burgemeesteren en raad in Groeninghen geven vidimus van akte van 24 juli 1358 (regest nr. 2)
Regest 145 , 1564 december 27: Joest Lewe verklaart als voormond en gemachtigde van zijn mede-voogden over de kinderen van wijlen Johan Oevynghe te Runen van Johan Valcke te Glymmen 110 daler te hebben ontvangen voor een stuk hooiland in het Oesterbroeck, welk land hij na volledige betaling belooft te zullen leveren, waartegenover Johan Valcke belooft de nog verschuldigde 100 daler met rente in mei 1665 te zullen voldoen. Hierbij aanwezig Egbert Alberda en Bernerdus Ghent, pater van het convent then Hoerne, als getuigen.
Regest 146 , /15/65 maart 1: Dutmarus Renghers, abt in Rottum en proost van Usquert, Cornelius Eisens, Reint Reners en Sijmon Roelefs als gedeputeerde rechters namens stadhouder en hoofdmannen recht doende te Sandweer in het geschil van Oesbrant Herpkens (of Heepkens), aanklager, tegen Peter Jansen als borg van Mello Broersema over het redgerrecht op Eppemaheerdt in het karspel Oldensijl, verklaren de aanklager niet ontvankelijk in zijn klacht en stellen Mello Broersema, de eigenlijke verweerder, in het bezit en de eigendom van genoemd redgerrecht.
Regest 147 , /156/5 april 13: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ommelanden van Groningen en ridderen, hovelingen, redgeren en rechteren der Ommelanden in de gemene landes oosterwarf in beroep recht doende in het geschil tussen Oesbrant Heepkens en Peter Jansen als borg van Mello Broersema over het redgerrecht op Eppemaheert in Oldensijl, verklaren het vonnis van de hiertoe gedeputeerde rechters (regest nr. 146) goed en het beroep van Oesbrant Heepkens kwaad.
Regest 148 , 1565 september 5: Anna de Ligne, vrouw van Johan van Ballen, stelt hun dochter tot haar erfgename in en laat haar man het vruchtgebruik van haar goederen na tot hun dochter volwassen zal zijn of zal huwen en, ingeval deze voor hem komt te overlijden zonder erfgenamen in rechte lijn na te laten, zijn leven lang, welk beschikkin dr. Johannes Eelts, pastoor van Groeningen, bevestigt en hij en zeven getuigen ondertekenen.
Regest 149 , 1565 oktober 30: Dirick van Ballen en juffrouw Janne, e.l. te Gronningen, en hun zoon Egbert ener- en Sydts van Aggema, juffrouw Bauck Aggema wed. van Bourmannia en hun zuster Syt Aggema anderzijds komen een huwelijk overeen tussen genoemde Egbert van Ballen en Syt Aggema op een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 150 , Zonder jaar en datum (vóór 1567): Tussen Harmen Sickynghe en juffer Wobbe Lewens wordt in overleg met hun verwanten een huwelijk overeen gekomen op een aantal voorwaarden, welke onder meer de goederen vermelden, die de wederzijdse ouders, Johan Sickynghe en vrouw Anna en Joest Lewe en vrouw Lysabeth, hun kinderen ten boedel geven.
Regest 151 , 1567 mei 7 (up wonnesdage voer Hemelvaert): Sicco Panser, hoverling in de Marna, verklaart dat Gerrijdth Sweers te Mennoweer als voormond over de onmondige kinderen van wijlen Harmen te Oesterhalm en Johann e.l. en als gemachtigde van Peter Hermensen, voorts Johan Harmens, Jacob Hindricks en Foelcke e.l., Hindrick Struve en Trine e.l., Tijaerdth Rijtskens en Alijdth e.l. en Marritijen, Harmens laatste vrouw, voor haar onmondige kinderen aan Everdt Leuwe en jonkvrouw Willem e.l. hebben verkocht en overgedragen het heem te Uldrum in de Buiren met de daarop staande molen, door hen geërfd van hun ouders en broer Jacob Harmens
Regest 152 , 1568 september 22: Frater Joannes Roest, procurator te Bentlage van de orde van het Heilige Kruis, verklaart dat jonker Haye Addinge te Westerwolde, hoveling te Sandtweerd, namens zijn vrouw als erfgename van haar vader, heer Rodolff de Mepsche, ridder, de verschenen jaarlijkse rente an 5 goudgulden heeft betaald, welke heer Rodolff de Mepsche, doctor en pastoor te Bedum, zijn convent heeft toegezegd.
Regest 153 , 1569 januari 2: Vritzerus Sandtfoerdt, med. dr., verbindt namens zich en zijn vrouw Peye Doenga ten behoeve van Johan van Ewssum, ridder en heer te Ewssum, en Anna van Buirmannii e.l. wegens een geldlening van Duertt Alberda aan Johans broer, Wigbolt van Ewssum, ridder en heer te Nyenoertt, groot 800 daler met 48 daler jaarlijkse rente, te betalen uit Johan van Ewssum's heerd land in Bedum en diens andere goederen, als onderpand het aandeel van 18 grazen van hem en zijn vrouw in de Hayemaheerdt te Vuythuistermeden, zijn heerd land te Matthuisen in Roerwolda en al hun overige goederen.
Regest 154 , 1569 maart 7 (feria secunda post dominicam Reminiscere): Johannes Knijff, eerste bisschop van Groningen, draagt over en verpacht zekere tiende in de Marna, Horahusen, Veerhusen, Nova Ecclesia, Fledorp, Ulrum in de Cleij en in het Westerdeel in de Marna, waarvan de begeving vroeger aan de cameraar van Frisia van de Munsterse diocees stond en die door het overlijden van Gerhardus Lewe, zoon van Everhardus Lewe is vrijgekomen, aan Gerhardus' zuster Anna Lewe voor een jaarlijkse pacht van 4 rijnse gulden en noemt de voorwaarden, waarop dit geschiedt
a. Oorspr. (inv. nr. 69), met het beschadigde zegel van de bisschop in rode was. Onder staat: de manto Brogbern notarius …
b. Afschrift (inv. nr. 69), 17e eeuw?
Regest 155 , 1569 maart 7 (feria secunda post dominicam Reminiscere): Johannes Krithe, pastoor in Westerwytwert, officiaal van de bisschoppelijke raad te Groningen, draagt over en verpacht als daartoe aangewezen commissarius van de bisschop de in voorgaand regest genoemde tiende aan Anna Lewe in nagenoeg gelijke bewoordingen.
Regest 156 , 1570 janauari 30: Evert Ulger en jonge Derck van Ballen ener- en Luirt Huinga en Egbert Alberda anderzijds verklaren dat een huwelijk is overeengekomen tussen Johan van Ballen en juffrouw Wyllem Mulers, weduwe van Evert Leuwen, op een aantal nader aangegeven voorwaarden.
Regest 157 , 1570 april 25: Stadhouder en hoofdmannen der Stadt en Ummelanden van Gronningen bevelen de koster te Ulrum als schatbeurder om de "gardinier" in wijlen Evert Lewe's hof het te veel gevorderde terug te betalen.
Regest 158 , 1570 september 29 (up den dach Michaelis): Jonker Haeye Addingha van Westerwolt en zijn vrouw Johan de Mepsche vermaken elkaar hun roerende goederen benevens al hun goud en zilver, terwijl eerstgenoemde zijn vrouw bovendien het levenslange vruchtgebruik nalaat van een huis aan de Vismarcket in Gronnyghen. Hierbij aanwezig Engelbertus, prebendaat in Sandtweer, heer Willem van Mastricht, pastoor te Sandtweer, en Hieronimus Corenpoert, pastoor in Medis, als getuigen.
Regest 159 , 1570 december 5: Burgemeesteren en raad, oud en nieuw, met taalmannen, gezworen meente en bouwmeesteren van de gilden in Groeninghen beloven aan Albert Rolteman en Johan Clandt, burgemeesteren, olde Johan Wyfringk, Johan Thedema en Wolter Schatter, hoofdmannen, alle schade te zullen vergoeden, die mocht ontstaan, omdat zij zich garant hebben gesteld voor de betaling van 250 zilveren daler rente en 4000 zilveren daler hoofdsom, door Derick van Baer en juffrouw Elsebe Ripperda e.l. aan de stad op rente gedaan.
Regest 160 , /15/71 februari 1: Joannes Viglius Bokelmannus, kanunnik van de domkerk te Groningen, en Joannes Krithe, pastoor te Westerwijtwert, commissarius te Usquart en openbaar notarius, respectievelijk licentiaat der beide en der geestelijke rechten, getuigen hoe Hertleef Molencamp, Roleff Luijnge, Hindrick Hovema en Bartelt Keers, gedeputeerden van het landschap Drenthe, geprotesteerd hebben tegen het antwoord van Johan Clant, burgemeester van Groningen, op hun verzoek om afschrift van het octrooi van de impost en accijns, dat de stad van de vorst van Alva verkregen zou hebben.
laatste wijziging 15-02-2022
1.178 beschreven archiefstukken
15 gedigitaliseerd
totaal 345 bestanden
Delen
Doorsturen per email
Delen via Facebook
Delen via Twitter
Printen
Mijn Studiezaal
Favoriet of een notitie maken
Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn
Reageren
Stuur een reactie naar Groninger Archieven
Lijst van afbeeldingen
1. Oudste gedeelte van het Huis ter Hansouw te Peize. Foto M.A. Douma 1975. Tegenover blz. 4.
2. Het huis te Peize, gebouwd door Wigbold Lewe in het begin der 16e eeuw en verbouwd in 1706. Detail van een schilderij, vermoedelijk van Herman Collenius. Part. bezit. Tegenover blz. 12.
3. Anoniem portret van Joost Lewe (overl. 1589), ongedat. Coll. Gron. Museum. Tegenover blz. 14.
4. Anoniem portret van Johan Lewe, paneel, gedat. 1620 (postuum?), Coll. Gron. Museum. Tussen blz. 20 en 21.
5. Anoniem portret van Anna Lewe, vrouw van Johan Lewe, paneel, gedat. 1620. Coll. Gron. Museum. Tussen blz. 20 en 21.
6. Portret van Johan Lewe van Middelstum door J.J. de Stomme, paneel, gedat. 1653. Coll. Gron. Museum. Tussen blz. 36 en 37.
7. Portret van Geertruida Alberda, vrouw van Johan Lewe van Middelstum, door J.J. de Stomme, paneel, gedat. 1653. Coll. Gron. Museum. Tussen blz. 36 en 37.
8. Portret van jonkheer Gerhard Lewe van Nijenstein (1857 - 1925) met zusje en twee broertjes door Otto Eerelman, pastel, gedat. 1867. Coll. Gron. Museum. Tegenover blz. 73.
9. Anoniem portet van Generaal Berend Lewe van Aduard (1710 - 1791), doek, ongedat. Coll. Gron. Museum. Tegenover blz. 107.
10. Vismarkt te Groningen met aan de rechter zijde het "Bontehuis", verm. door S. Berghuis, steendruk, 1857? Part. bezit. Tegenover blz. 232. Bovendien op het titelblad: Bovenste stuk van de windvaan van het Huis ter Hansouw te Peize. Foto M.A. Douma 1975.
laatste wijziging 15-02-2022
1.178 beschreven archiefstukken
15 gedigitaliseerd
totaal 345 bestanden
Delen
Doorsturen per email
Delen via Facebook
Delen via Twitter
Printen
Mijn Studiezaal
Favoriet of een notitie maken
Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn
Reageren
Stuur een reactie naar Groninger Archieven

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van archieven van leden van de familie Lewe en vele aanverwante geslachten
Bewerker:
L.J. Noordhoff
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1979
Laatste uitvoer:
14-02-2022
Omvang:
637 charters 4,3 m standaardarchiefberging
Licentie:
CC0 1.0 Public Domain Dedication
Categorie:
  • Families en Personen
Archiefvormer(s):
 
Archiefvormer Addinga
 
Archiefvormer Alberda, 1300 - 1950
 
Archiefvormer Alckemade, van
 
Archiefvormer Ballen, van
 
Archiefvormer Berum, van
 
Archiefvormer Cater
 
Archiefvormer Clant, 1444 - 1708
 
Archiefvormer Coenders, 1488 - 1720
 
Archiefvormer Dongen, van, 1724 - 1770
 
Archiefvormer Drews, de, 1600 - 1800
 
Archiefvormer Emmius, 1533 - 1752
 
Archiefvormer Eysinga
 
Archiefvormer Feltz, van der
 
Archiefvormer Haer, van der
 
Archiefvormer Hasselt, van
 
Archiefvormer Hertoghe van Feringa, de
 
Archiefvormer Hillebrands
 
Archiefvormer Holsten, van
 
Archiefvormer Horenken
 
Archiefvormer Iddekinge, van
 
Archiefvormer In- en Kniphuisen, van
 
Archiefvormer Jarges, 1627 - 1843
 
Archiefvormer Lewe, 1300 - 1950
 
Archiefvormer Lohman, 1621 - 1952
 
Archiefvormer Manninga
 
Archiefvormer Noot, van der
 
Archiefvormer Pabst, van
 
Archiefvormer Polman Gruys, 1730 - 1897
 
Archiefvormer Rengers, 1411 - 1900
 
Archiefvormer Rolteman
 
Archiefvormer Sickinghe, 1600 -
 
Archiefvormer Tamminga
 
Archiefvormer Thedema
 
Archiefvormer Tjarda van Starkenborgh, 1500 - 1950
 
Archiefvormer Wolthers, 1626 - 1870
 
Archiefvormer Zuylen van Nievelt, van
laatste wijziging 15-02-2022
1.178 beschreven archiefstukken
15 gedigitaliseerd
totaal 345 bestanden
 
 
 
  • facebook
  • twitter
  • instagram
  • Vimeo
  • youtube
  • linkedin

Contactinformatie

Bezoekadres

Cascadeplein 4
9726 AD Groningen

050-5992000

Postadres

Postbus 30040
9700 RM Groningen

info@groningerarchieven.nl

  • Groninger Archieven
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacy
  • Contact
  • Pers