Een onderzoek naar de ontwikkeling van de industrie en nijverheid in de regio Hunsingo in de periode 1850-1911
Eelco Pietersma is met deze scriptie genomineerd voor de Groninger Geschiedenisprijs 2018.
De industriële revolutie, en de daarmee gepaard gaande industrialisering van vrijwel heel Europa, is een van de belangrijkste ontwikkelingen geweest in de Europese geschiedenis. In dit onderzoek heb ik de ontwikkeling van de nijverheid en industrie in de regio Hunsingo geanalyseerd. Een belangrijke vraag hierbij was in hoeverre de ambachten en industrieën in Hunsingo werden beïnvloed door de opkomst van nieuwe industrieën elders in Nederland als gevolg van de industrialisatie van Nederland.

In de periode 1850-1911 hadden de bakkers en slagers in Hunsingo vrijwel geen last van concurrentie van elders. In eerste instantie leek er ook voor de bouwsector geen vuiltje aan de lucht, omdat het aantal timmerlieden en metselaars en ververs en glazenmakers per 1000 inwoners nagenoeg gelijk bleef. Tijdens de agrarische depressie van 1880 nam het aantal personen werkzaam in deze sector echter af. De bouw van bijvoorbeeld nieuwe schuren werd uitgesteld zolang de economische malaise voortduurde. In tegenstelling tot de voedselwaren en de bouwsector hadden de grof- en hoefsmeden en kuipers en wagenmakers wel last van concurrentie van elders. Het aantal van deze ambachten nam af en de overgebleven ondernemers gingen zich toeleggen op de verkoop en reparatie van geïmporteerde ijzerwaren, vaten en wagens. Ook in deze ambachten werden duidelijk de gevolgen van de agrarische depressie van 1880 gemerkt. De kleding- en stoffenfabrikanten werden het hardst geraakt door de industrialisatie. Wevers verdwenen in de loop van de negentiende eeuw grotendeels uit het dorpsbeeld en steeds meer kleermakers verdwenen of gingen over op de import van kledingwaren. In tegenstelling tot de wevers en kleermakers wisten de schoenmakers hun concurrentiepositie te handhaven. Naast deze belangrijkste ambachten was er ook een breed scala aan meer gespecialiseerde nijverheid aanwezig in de regio, zoals goudsmeden en sigarenmakers. Deze gespecialiseerde ambachtelijke nijverheid verdween echter steeds vaker uit het dorpsbeeld in de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw.
In de periode 1850-1911 verdwenen ook steeds meer molens uit de regio. Dit was waarschijnlijk een gevolg van mechanisering, waardoor het gebruik van door wind aangedreven molens minder rendabel werd. Daarnaast valt voor het derde kwart van de negentiende eeuw de ontwikkeling waar te nemen dat traditionele industrieën, met uitzondering van de steenindustrie, te maken kregen met concurrentie van elders en verdwenen. Deze afname werd gecompenseerd door de komst van een aantal nieuwe industrieën in Hunsingo, waar vaak gebruik werd gemaakt van stoommachines, gasmotoren of petroleummotoren. Deze nieuwe industrieën zorgden voor aanvullende werkgelegenheid en hadden een positieve invloed op de regio, omdat ze de concurrentiepositie van de boeren versterkten en voor extra werkgelegenheid in de regio zorgden. In de periode 1850-1911 stond de nijverheid en industrie dus onder druk door economische tegenslagen en opkomende industrieën elders. Uiteindelijk was de regio Hunsingo een verliezer in het industrialisatieproces.
- Lees de hele scriptie De economische vorming van een agrarische regio
Benieuwd naar de andere genomineerden en hun scripties? Lees hier meer:
- Annejet Fransen: Mitsgaders hare volheid
- Barend van der Have: Heel gemakkelijk overwint men geen wereld
Eelco Pietersma behaalde zijn Bachelordiploma Geschiedenis en werkt aan zijn Masters History Today aan de RuG. Daarnaast is hij o.a. werkzaam als student-assistent: bij het college Sustainable City van de Career Minor van de Faculteit der Letteren aan de RuG.