1152 Kabinet van de Commissaris des Konings (der Koningin), 1814 - 1945
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
1152
Kabinet van de Commissaris des Konings (der Koningin), 1814 - 1945
1152 Kabinet van de Commissaris des Konings (der Koningin), 1814 - 1945
Inventaris
3 Financiën
U kunt dit stuk, mits openbaar, raadplegen in de studiezaal van Groninger Archieven. U heeft daarvoor de volgende gegevens nodig: Toegangsnummer:1152 Inventarisnummer:222
U kunt dit stuk, mits openbaar, raadplegen in de studiezaal van Groninger Archieven. U heeft daarvoor de volgende gegevens nodig: Toegangsnummer:1152 Inventarisnummer:222
Stukken betreffende de problemen met de invordering op grond van de rijksgeldregeling-1830 in een aantal gemeenten in Noord-Groningen, 1830-1831
Datering:
1830-1831
Omvang:
1 pak
NB:
Aan de periode van grote welvaart voor de Groninger boeren tijdens de Bataafse-Franse tijd kwam na 1818 een einde. De oorzaak was een scherpe prijsdaling als gevolg van het aanbod van grote hoeveelheden graan uit de kort tevoren ontsloten gebieden aan de Zwarte Zee. De Belgische opstand van 1830 maakte de situatie nog slechter. Vanuit Groningen werd veel graan verscheept naar België. Bovendien waren de oogsten van 1828-1830 zeer slecht geweest. Dit leidde tot sterke sociale spanningen onder de boeren. Daarnaast heerste onder hen politieke ontevredenheid. De gelijke vertegenwoordiging van de drie standen in de Staten beschouwden zij als een achterstelling. De rijksgeldlening-1830, die was bedoeld om de regering geld te verschaffen voor de oorlog tegen België als voorschot op de personele belasting, werd aangegrepen om uiting te geven aan hun ontevredenheid. Velen weigerden te betalen. Herhaaldelijk werd overwogen de garnizoenen in deze provincie te versterken, maar tenslotte lukte het door dreigementen en overreding in de loop van 1831 het geld binnen te krijgen. Alleen in de gemeente Leens bleef het lang oproerig. Pas na dreiging van inkwartiering van soldaten werd het verzet tegen de geldlening gestaakt. Een andere uiting van de politieke ontevredenheid was in 1831 de serie aan de Koning gerichte requeten afkomstig uit de Ommelanden en het arrondissement Winschoten waarin gevraagd werd om afschaffing van de ridderschap en bezwaar tegen de hoge belastingen werd gemaakt. Een voor vele boeren hogere aanslag in de grondbelasting als gevolg van de voltooiing van de opmeting van het kadaster in 1832, leverde weer nieuwe bezwaren op. De verhoging van de invoerrechten op graan zou de protesten voorlopig doen verstommen. Literatuur: W.J. Formsma, "Groningen en 1848", GVA (1948) 33-82.