Interview met de heer K.H. Poel (geboren 8 maart 1933) uit Bellingwolde. Zijn grootouders kwamen vanuit De Lethe naar Bellingwolde waar ze een boerderij begonnen met wat bouwland, veengrond en enkele melkkoeien. De heer Poel nam op zijn achttiende de ouderlijke boerderij (een gemengd bedrijf) over na het overlijden van zijn vader. Hij vertelt over het turf afgraven, het uitventen van de turf in de winter en de aanmaak en verbetering (o.a. diep ploegen) van nieuwe landbouwgrond. Verder komen allerlei aspecten van het boerenwerk aan de orde zoals de mechanisatie in de landbouw; de teelt van fabrieksaardappelen en koren; de handel met commissionairs in graan en de opkomst van landbouw coöperaties; de landbouwvereniging Vriescheloo; de herenboeren, de kleinere boeren in de streek en de komst van Zeeuwse en Brabantse boeren; het "noaberschap"; het vervoer per schip en het laden van een aardappelschip; contacten met Duitsland; wateroverlast en het schouwen van sloten voor het waterschap.
Interview met oud boderijder Arie Smedes, geboren op 10 oktober 1938 in Wagenborgen. De heer Smedes' grootvader was beurtschipper in Wagenborgen en voer op de stad Groningen. Tweede helft jaren twintig van de twintigste eeuw stopte grootvader Smedes met werken en twee zoons zetten het bedrijf voort onder de naam Gebroeders Smedes. In 1934 werd het schip verkocht en stapte het bedrijf over op vervoer over de weg per vrachtwagen. In 1948 ging de vader van Arie Smedes alleen verder met het bedrijf na het overlijden van zijn broer. Na de ULO kwam Arie Smedes in het bedrijf en in 1965 zijn broer. In 1988 werd het bedrijf verkocht en ging de heer Smedes werken op het kantoor van het expeditiecentrum. De heer Smedes vertelt over het werk van zijn grootvader; de opkomst van het wegvervoer; de harde concurrentie tussen de boderijders en de vaak lage winstmarges; de bodedienst tijdens de Tweede Wereldoorlog; de vervoerde lading (landbouwproducten, dieren en ongeregelde waar van particulieren); de indeling van de werkdag; de manier van werken bij de klanten en leveranciers en op het bodenterrein; de standplaatsen van boderijders in de stad Groningen; het betalingsverkeer; het vergunningensysteem voor geregeld vervoer; de groei van het bedrijf; de opkomst van expeditiebedrijven; de veranderingen in het vervoerswezen en het einde van het familiebedrijf.
Mevrouw van Etten (1918) is geboren in Groningen. Haar vader had het moeilijk tijdens de crisisjaren en haar moeder zat op dat moment in een inrichting. Mevrouw is van katholieke huize en toen ze verkering kreeg met een gereformeerde jongen, leverde dat problemen op. Ze koos voor de jongen en ging met hem bij een gereformeerd gezin in wonen in Groningen. Tijdens de oorlog lagen er wapens verborgen op haar kamer, terwijl haar verloofde en vrienden verzetswerk verrichtten. Haar verloofde moest op een gegeven moment onderduiken in de Achterhoek en zij ging met hem mee. Ze werkte tot dat moment in de inrichting in Wagenborgen. Later keerde ze weer terug in de stad. Tijdens de bevrijding lag ze ernstig ziek te bed.
De heer Roelof Oostindien (geboren te Amsterdam in 1910) werkte zijn levenlang op schepen evenals zijn vader die binnenschipper was. Aanvankelijk was Oostindien knecht op andermans schepen. Vanaf zijn 23ste, toen de "Veendammer beurt" waar hij sinds vier jaar werkzaam was teloor ging, kwam hij permanent te werken in de visserij in Zoutkamp. Hij begon daar voor zichzelf met een garnalensloep en later een omgebouwde blazer (de ZK 86, waarvan hij gedeeld eigenaar was) en een omgebouwd beurtschip uit Friesland (de ZK 32, waarvan hij eigenaar/schipper was). Oostindien vertelt over de verschillende schepen waarop hij heeft gevaren en de motoren die er in die schepen zaten. Daarnaast komt het leven en de werkzaamheden aan boord van de Zoutkamper garnalensloepen en vissersboten aan de orde. Ook vertelt hij over de ontwikkelingen en diverse veranderingen in de visserij in de loop van zijn leven. De fluctuaties in vraag en aanbod, technische ontwikkelingen (motorisering, schaalvergroting), de afsluiting van de Zuiderzee en de Lauwerszee en de wetgeving (verbod op de vangst van pufgarnalen) hadden allen hun weerslag op de visserij in Zoutkamp.