1300 Rijwielfabrieken Phoenix, Fongers, Van Werven en Phoenix-Fongers-Germaan (PFG), 1894 - 1972
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
1300
Rijwielfabrieken Phoenix, Fongers, Van Werven en Phoenix-Fongers-Germaan (PFG), 1894 - 1972
De eerste gedrukte boeken waren getrouwe imitaties van manuscripten. Het gebruik van afkortingen bleef in zwang, hoe lastig en achterhaald het ook was. Dit conservatisme in de vormgeving is bij oude auto's even opvallend. Old Timers doen vaak denken aan koetsen. Beide voertuigen kwamen trouwens niet zelden uit dezelfde werkplaats. Zo was de firma Spijker van origine koetsenfabrikant. Aanduidingen als "paardekracht" en "carosserie" (= koetswerk, fr. carosse = koets) raakten ondanks hun anachronisme nooit in onbruik. Dat de creativiteit in de naamgeving achterbleef bij de technische vooruitgang was geen zeldzaamheid. De naam van de eerste school voor fietsers, in 1818 door de Engelsman Dennis Johnson opgericht, bestond uit een combinatie van "paard" "voetganger" en "rijden": "Johnsons Pedestrian Hobbyhorse Riding School". Het woord "velocipède" (= "snelvoet") werd gehandhaafd, ook toen het rijwiel door de aanbrenging van trappers geen loopfiets meer was. Alleen in Nederland vond een totaal nieuwe naam ingang: "fiets", een woord overigens met een duistere etymologie * .
J.M. Fuchs en W.J. Simons, Voort in 't zadel kameraden, pp. 140-142.
Het hoogkapitalisme versnelde niet alleen het tempo waarin uitvindingen werden gedaan maar maakte ook aan de behoudzucht in naam- en vormgeving een einde. De concurrentie stimuleert de inventiviteit van de ondernemer. Om de markt te behouden of te veroveren ontwikkelt en varieert hij zijn producten, ontwerpt steeds nieuwe modellen. Hij neemt reclamedeskundigen in de arm voor wie het uitvinden van nieuwe namen dagelijks werk is, dit zelfs tot in het ridicule doordrijven door een novum te suggereren voor iets dat weinig of in het geheel niet afwijkt van het oude. Voor de ontwikkeling van de verkoop-politiek vergelijke men de Fongersprijscouranten uit het begin van deze eeuw met de folders die in de jaren "50 en 60" werden verspreid. Van de zeer gedetailleerde technische beschrijvingen bleef weinig over. Het irrelevante, althans irrationele verkoopargument kwam ervoor in de plaats. Aan het begin van de jaren "20 maakte W.J. Brusse in het tijdschrift "Neerlands Welvaart" de "balans op van de zegeningen die de fiets had gebracht. "Een van de schoonste gaven die de 19e eeuw ons geschonken heeft", een vervoermiddel "waar zonder 't maatschappelijk bestel ontwricht zou liggen".
Dankzij de fiets kwamen dorpen uit hun isolement, keerden we terug naar de natuur en konden jongens en meisjes elkaar treffen "buiten de muffe stiekemheid van de steden". Ja zelfs blijkt het rijwiel een wapen tegen volksvijand nummer een, Koning Alcohol, te zijn * . Nederland op de fiets. In het laatste kwart van de 19e eeuw alleen nog de gefortuneerde bovenlaag want voor de fl. 175,-- die de Fongers-fiets van 1893 noteerde moest een geschoolde arbeider maandenlang werken. De exclusiviteit werd nog eens benadrukt door de speciale rijwielkleding, scholen-fietsen moest geleerd worden-en clubs waarin de beoefenaars van deze dure sport zich aaneensloten. Met de fietsliederen, -gedichten en -tijdschriften waren het onderdelen van een zich snel ontwikkelende cultus. Rond 1914 werd de fiets van luxe-sportartikel tot vervoermiddel voor de massa. Nederland telde toen naar schatting 700.000 fietsen: 1 op de 9 inwoners. De jaarlijkse vraag lag omstreeks de 100.000 waarvan echter slechts 30 à 40% door vaderlandse producenten werd geleverd. Het publiek stond wantrouwig tegenover het fabrikaat van eigen bodem en gaf daarom, ondanks de hogere prijzen, de voorkeur aan geïmporteerde rijwielen * .
inv.nr. 216. W.J. Brusse, De Groninger Rijwielenfabriek A. Fongers, pp. 1-3.
t.a.p. 9.
Toen de fiets dus als statussymbool had afgedaan, loste de auto de wacht af. Wie in de 50er of 60er jaren per fiets naar zijn werk ging kon zich geen auto permitteren, spaarde ervoor, zakte steeds voor het rijexamen of was een a-sociaal die zich van andermans oordeel niets aantrok. Tegenwoordig kan iedereen zich weer met goed fatsoen op de fiets vertonen. Meer dan dat zelfs. De berijder gaat door voor iemand die het beste voor heeft met het milieu en zijn eigen gezondheid. En ook dat is een status. De rijwielfabrieken Phoenix, Fongers en Van Werven (Germaan) zijn ontstaan uit een of tweemanszaken, gesticht in de tijd toen reclamedrukwerken reële informatie boden en van een "beleefd aanbevelend" vergezeld gingen: het fin de siècle. De oprichters waren vertegenwoordigers van een ondernemerstype dat tot het verleden behoort: vaklui die zelf aan de freesbank hadden gestaan. Op de directiekantoren zaten vader en zoons. Ook na de omzetting in N.V.'s, de toename van "vreemd" kapitaal en de schaalvergroting bleven de families Schootstra, Fongers en Van Werven hun stempel op de bedrijfsleiding zetten.