1539 Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
1539
Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594
, 1451 September 22 (“Ghegheven in den jaer ons Heren dusent veerhondert ende enenvijfftich up Sunte Mauricius dach do Henric Baroldes, Otto Klant, Henrick Kater ende Gosen van den Grave borghermestere weren onser stad.”): Burgemeesteren en Raad in Groningen oorkonden, dat Gheert Ghysens voor hen verklaarde voor de zaligheid zijner ziel en voor die van zijn gestorven broeder Johannes overgedragen te hebben aan de voogden van St. Meertenskerk, een jaarlijkse rente van 12 “olde Vleemsch” te beuren van de rente van 5 gulden die hem toekomt uit het huis van wijlen Johan Tijmans, met last hiermee Johannes voorgenoemd jaarlijks met een klein pond was te begaan. Oorspr.; met stadszegel. Inv. nr. 42. ). In dorso: de vogheden van Sunte Meerten; m.a.h.: Ut Jan Tymens hues XII olde Vlemschen.
Datering:
1451 September 22 (“Ghegheven in den jaer ons Heren dusent veerhondert ende enenvijfftich up Sunte Mauricius dach do Henric Baroldes, Otto Klant, Henrick Kater ende Gosen van den Grave borghermestere weren onser stad.”)