Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
2.2.5. Stukken of verzamelingen van stukken, meestal niet tot hun eigenlijke archief behorende, door verschillende syndici aangelegd of bijeengebracht om bij voorkomende gelegenheden gebruikt te worden
Afschriften van mandaten van stadhouder en hoofdmannen aan de inwoners van de Ommelanden ter naleving van het stapelrecht van Groningen en uittreksels uit registers van akten en sententies van het gildrecht, 1524, 1534, 1539, 1546, 1564, 1585 en 1616
Datering:
1524, 1534, 1539, 1546, 1564, 1585 en 1616
Omvang:
1 lias
NB:
De overtredingen van Aepko Fockens brachten de stad tot het stellen van eisen en leidden tot de provisionele uitspraken van de landvoogdes in 1566. Zie RF 1562.133 (inv.nr. 1453), RF 1565.96 (inv.nr. 641) en RF 1566.89 (inv.nr. 642). De afschriften zijn op verschillende tijdstippen en met uiteenlopende bedoelingen gemaakt. Het feit ze alle het stapelrecht tot onderwerp hebben is waarschijnlijk de enige reden dat in de 17e eeuw (?) zijn geliasseerd. De nummers 1-4 horen bij elkaar (naar originelen uit 1524, 1434 en 1539 en vidimussen uit 1546); later zijn daarbij gevoegd de nummers 5 en 7 (tussen 1555 en 1570). Deze stukken zijn vermoedelijk eind 16e eeuw tesamen gebruikt, mogelijk in samenhang met de nummers 8-10. Nr. 6 (een uit 1616 daterende kopie van tekst 5) staat op zichzelf en is zonder twijfel gebruikt in een proces (ad art. 47, in dorso: 'T', 'Nu 13')