Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Verzoekschrift van Eelst Haye, weduwe van Hinrick Witte, aan [de bisschop van Utrecht], waarbij zij in beroep gaat van een beslissing van de Groninger raad, Met retroacta. 1481-1483 en ongedateerd
Datering:
Met retroacta. 1481-1483 en ongedateerd
Omvang:
5 stukken
NB:
RF 1481.7: Huwelijkscontract tussen Hinric Witte en Eelst Haye, 9 februari 1481; RF 1482.8: Ordel van Hinric Nisinge in de zaak tussen Henrick Witte en de priester Johan Lull over een rente van 11 mud rogge, 18 maart 1482; RF 1482.7: Uitspraak van de etten op de Pinksterlotting te Rolde in de zaak Witte-Lull, 30 mei 1482 (zie Keverling Buisman, Ordelen van de Etstoel van Drenthe, 1450-1504 [1518] 204 nr. 4451.]; RF 1483.16: Brieven van bisschop David van Bourgondië aan de kastelein te Coevorden en de deken van Drenthe, waarin hij meedeelt dat hij de zaak tussen Hendrick Witte en Johan Lull terugverwijst naar de deken, Claes ter Maet (pastoor te Steenwijk), 4 februari 1483; RF zjed.20: Beroepsschrift van Eelst Haye, weduwe van Hinrick Witte, aan de bisschop. Dit stuk is van grote betekenis voor de procesgang in Groningen en de staatsrechtelijke toestand in de stad aan het einde van de vijftiende eeuw: er is sprake van 20 raadsheren in plaats van 16. Volgens Emmius bestond 'de laatste eeuwen' de Groninger raad uit 16 raadsheren. Dat klopt dus niet. Verder is sprake van verschillende artikelen uit het Stadboek. De nummers ervan wijken af van die van het stadboek van 1425 (uitg. De Rhoer) en het oudere, dat uitgegeven is door Telting. Dit betekent dus dat er op zijn minst nog een derde versie is geweest. Betreft Register Feith 1481.7, 1481.8, 1482.8, 1483.16 en zjed 20