Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Jacobus van Rees en Cor Bruijn als wegbereiders van het nieuwe pedagogische denken, dat met name in het jenaplanonderwijs gestalte kreeg.
In het begin van de 20ste eeuw was de Humanitaire school in Laren een middelpunt van idealisten die vanuit sociale bewogenheid nieuwe ideeën in de praktijk probeerden te brengen. Jacob van Rees richtte de Humanitaire school op in 1903, omdat hij ervan overtuigd was dat onderwijs de sleutel vormt voor verbeteringen. Het was niet gemakkelijk om de hoofdgedachte "leren door doen" consequent door te voeren in de school. Maar van Rees stond er niet alleen voor, hij trok veel begaafde jonge mensen aan. Cor Bruijn was een van hen, hij speelde als hoofd van de school van 1906 tot 1916 een belangrijke rol in ontwikkelingen die de basis legden voor nieuwe pedagogische inzichten. Het is tot nu toe onderbelicht gebleven dat Cor Bruijn en van Rees veel contacten hadden met Peter Petersen in Jena en zijn ideeën in Nederland meer bekendheid gaven. Het is ook opmerkelijk dat deze Humanitaire school in 1931 omgezet is in een Montessorischool.
Prof. Jacobus van Rees (1854-1926) Het verhaal begint in 1899, toen Jacobus van Rees te Blaricum in een gebouw aan de Torenlaan een gemeenschapshuis stichtte voor zijn Kolonie van de Internationale Broederschap. In dit huis woonde een kleine leefgemeenschap die de tuinbouw beoefende en naast een eigen drukkerij ook over een bakkerij beschikte. Al spoedig bleek het koloniehuis te klein en werden er in de buurt kleine houten koloniehuisjes gebouwd. Van Rees woonde zelf in een eigen villa in het aangrenzende dorp Laren. Er was contact met een andere idealist, Frederik van Eeden, die in zijn kolonie Walden denkbeelden van graaf Leo Tolstoj probeerde te realiseren. Van Rees was een gelovig Christen en minder zakelijk ingesteld. Hij kon zich slecht vinden in de meer commerciële opzet van Walden.
Beide groepen waren in het Gooi beland omdat de schrale grond daar goedkoop was. Er was een prima verbinding met Amsterdam gekomen door de komst van de stoomtram in 1892, ook wel "de Gooise moordenaar" genoemd. Daarenboven vestigden zich tal van kunstenaars in beide dorpen, die temidden van wevers, arbeiders (en minder arme) boeren en hun schaapskudden, een aantrekkelijke hoeveelheid romantische ervaringen n schilderijen, geschriften en beeldhouwwerken omzetten. De Larense School werd een begrip met o.a. de schilders Anton Mauve en Albert Neuhuys en de dichter A. Roland Holst.
Van Rees was binnen de idealistische kringen een zeer belangrijk man. In Laren was hij een markante figuur die opviel omdat hij buitenshuis altijd zonder hoed liep, zich verplaatste op sandalen en gehuld was in een donkere cape. Zijn ouders hadden een brede sociale instelling en na zijn studie in de weefselleer werd hij in 1886 benoemd tot lector aan de Amsterdamse Universiteit, waar hij het tot hoogleraar bracht. Hij werd uit volle overtuiging drankbestrijder en richtte in 1897 de Algemeene Nederlandsche Geheelonthoudersbond (ANGOB) op. Nadat hij naar Hilversum verhuisd was, groeide zijn belangstelling voor het volksontwikkelingswerk, omdat hij begreep dat armoede en ongeschooldheid de basis vormden voor allerlei misstanden. Het is dan ook niet te verwonderen dat hij op een door hem gekochte boerderij vele cursussen organiseerde, muziek- en toneeluitvoeringen verzorgde en een uitleenbibliotheek tot stand bracht. Onder invloed van Tolstoj werd hij Christen-anarchist en antimilitarist. Daarom werd hij verschillende keren in hechtenis genomen. De zo geheten Vredesbeweging, die nog steeds actief is, kent in hem een van de oprichters. Hij raakte betrokken bij de Rein Leven Beweging (RLB) en werd vegetariër, niet roker en voorstander van de moderne reformkleding, die het lichaam meer bewegingsvrijheid gaf. Hij was voorstander van het vrije huwelijk, wat natuurlijk niet zomaar vrije liefde betekende, maar meer ruimte gaf aan beide echtelieden om zich vrijelijk te ontwikkelen met gelijke rechten en plichten. De RLB was echter ook tegen voorbehoedsmiddelen, masturbatie, prostitutie en homoseksualiteit.
Van Rees' levensinstelling leidde maar tot één conclusie: onderwijs was de sleutel tot de verbetering van de (in dit geval Gooise) bevolking. Hij had onder meer de denkbeelden van Georg Kerschensteiner bestudeerd, die met zijn belangstelling voor handenarbeid en de ontwikkeling van creatieve uitingen, een geheel andere invulling gaf aan de school. Voor Van Rees was het duidelijk: kinderen moesten zich, naast de gewone leervakken, bekwamen in tekenen, handenarbeid, tuinieren, natuurverkenning- en beleving, sport en spel en zelfs koken en dansen.
De denkbeelden van de Rein Leven beweging zouden centraal staan. Het ging om de individuele ontplooiing van het kind. Er moest een soort leerplan worden uitgewerkt. De professor deed dat samen met een gediplomeerd onderwijzeres, die in een der koloniehuisjes woonde: Marie Calisch. In 1903 volgde echter tegenslag op tegenslag. De onrust in ons land, mede gewekt door de grote spoorwegstaking en het opkomend socialisme werd de gewone dorpsbewoner te veel, vooral toen enkele kolonisten het rijden van de stoomtram probeerden te beletten. Men richtte zijn onvrede op de `vreemde' kolonisten en gooiden de ruiten in van de drukkerij en stichtte er brand. Angstig vluchtten de koloniebewoners naar elders. Toch zetten Van Rees en Calisch door, misschien gesterkt in hun overtuiging dat beter onderwijs zulke wantoestanden kon voorkomen. Men besloot de te stichten school open te stellen voor kinderen van de plaatselijke bevolking. In september 1903 startte de onderneming met zeven leerlingetjes in twee kamers.